H
p r
I r l IV.
Hoofds
t e k .
hebbende in eene Rots of Berg o f in een hoo-
ge Boom, de Jongen daar uit haaien , en die
elders vaft maaken; waar op de Arend die ee-.
ten brengt, dat genoegzaam is om een geheel
Huisgezin te onderhouden. De Heer P luche
meldt, dat de Herders, in het Gevaudan, de
gewoonte hebben, om, wanneer een Arends
Neft door hun ontdekt i s , een Huisje te bouwen
aan den voet van de Rots, ten efinde zig
voor de woede der Ouden te befchutten, als
zyde Jongen de prooy afhandig gemaakt hebben.
Immers, de Arenden gaan dagelyks op
den Roof u it, en kaapen Hoenderen , Eendvogels
, Lammeren, Geitjes, Varkens, benevens
Faifanten, Patryzen, Haazen, Konynen
en veelerley ander Wild , brengende die in ’t
Neft by de Jongen. Op ’t oogenblik, als de
Herders zien dat zy vertrokken zyn, zetten zy
hunne Ladders en klauteren op de Rots, nee-
mende het Aas weg en geevende , in plaats
van dien, eenige Darmen o f Ingewanden aan
de JoDgeD. Het Wildbraad, dat zy dus bekomen,
is doorgaans verminkt, doch by uitftek
goed van fmaak. Wanneer het Jong bekwaam
wordt om weg te vliegen, ’t welk niet dan laat
gebeurt, om dat men het van de befte Spyze
beroofd heeft; maaken zy het met een Ketting
in het Neft vaft, alwaar het dan nog eenigen
tyd gevoed wordt door de Ouden, die, einde-
ly k , wederom broeden willende, hetzelve verlasten
, om elders een nieuw Neft te maaken:
za
zö dat het van gebrek fterven moet, tenzy het JJ;
door de Herders, die hun voordeel hebben van AfdeeL
deeze Dieren; los gemaakt en in vryheid ge- TTIV*
fteld wórde. stuk*
Aldrovandüs vórhaalt dat hem zulk een A-
rend, die hy met kragt beweert de Chryfaëtos
bf Goud-Arend der Ouden geweeft te zyn, uit
het Vogelhuis van den Groot-Hertog van T o s kanen
levendig werdt töegezonden tot zynó
Waarneemingen. Hy hieldt hem in eenKoóy*
alwaar deeze Vogel alle Dieren , die hem na-
by kwamen , zo Honden als Katten, en dó
Menfchen zelfs , zo wel met de Nagelen alS
met den Bek $ tragtte aan te randen; gierende
fomwylen op eenë deerlyke wyze. De Fran-
fche Akademiften ; die twee zodanige Arenden
ontleed hebben , merken aan; dat de
kleur in de Jongheid geelagdg rós en als Goudkleurig
is, wordende in de Ouderdom o f Vol-
waflenheid donker o f Kaftanie-bruin. Ook woo*
gen hunne Vogels ieder maar zes Pond, daar die
Van den gemelden Autheur twaalf Ponden zwaar
was geweeft.
Ik zal hier fpreeken van de Ingewanden van Di Msig
, enDamiërié
den Arend , als een der voornaamiten
zynde van de Vleefch - eetende Vogelen. De
Franfchen vonden irt de twee Koninglyke Arenden
, zo even gemeld , een Vlies, ’t welk de
Maag, Darmen en de Lever, als een Zak begreep,
afkomftig zynde van de Vliezen, Wel*
I desi, iv, st»k, I 2 kea