If.
Afdeel.
ï. Hoofd
STUK.
5, ’er by op klauteren, heeft ieder een Stok,
„ van elf of twaalf Ellen lang, met een Yze-
„ ren haak ,aan ’t eene end, by z ig , waar me-
„ de de genen die in de Schuit of op de Klip-
„ pen zyn, den genen, die op zal klauteren,
„ aan het Touw dat hy om zynen Middel ge-
j, bonden heeft, of aan de Strikken, welken
,, aan zyne Beenen z yn , opvoeren, tot dat
,, hy aan een plaats komt, daar hy zyne Voe-
,, ten vaft kan zetten. Op' de zelfde manier
„ wordt nog een Man derwaards geholpen , en
s, deeze twee zig , met een lang Touw tus-
„ fchen beiden, aan elkander vaftgemaakt en
„ ieder zulk een Vogelftok in de hand hebbep-
„ de, die zy des noods aan hunnen Middelkun-
,3 nen ophangen, klauteren al hooger, zogoed
„ als zy kunnen. Nu voert de een den ande-
s, ren, met zynen Stok, opwaards, dan trekt
„ die weder, aan het Touw, zynen Makker
„ naar om hoog. Op deeze wyze gaan zy
„ voort, tot zy zo hoog komen, als de Voge-
„ len zig onthouden , en dan vervolgen zy
,, voorts de Vogelen, in ’t Gebergte, naar hun
3, welgevallen. Dewyl , nu , aldaar veele
„ Steilten en Afgronden voorkomen , zo ge-
„ beurt het dikwils dat een van beiden valt,
„ die dan van den anderen, doordien zy te fa*
„ men aan een Touw vaft z y n , gehouden
,3 wordt: doch fomwylen rukt de vallende den
„ anderen met z ig , zo dat zy beiden te pletv
ter
, ter raaken, en dit doet Jaarlyks cenige Vo-
,, gelaars fneuvelen.
„ Indien dat Gebergte zelden bezogt wordt,
„ vinden zy dikwils de Vogels zo tam , dat
„ dezelven zig met de Hand laaten grypen,
„ inzonderheid wanneer zy te broeden zitten
„ of Jongen hebben. Zo zy aan ’t vliegen raa-
„ ken, weeten deeze Vogelaars hun met een
„ Net, dat zy by zig hebben, doormiddel
„ van hunnen Stok in de Vlugt te vangen of
„ dood te {laan. Onder aan den Berg, nu,
,, legt een Schuit met Volk, welken zy die
„ Vogelen toefmyten, blyvende, als het goed
„ Weer is, fomwylen wel agt Dagen in t Ge-
,, bergte, daar genoegzaame Holen zyn om te
,, .flaapen, en Spyze hebben zy by zig. On-
,, dertufichen gaat dit Volk daaglyks voort met
„ Vogelen, en des avonds wordt het gene zy
„ gevangen hebben naar huis gebragt.
„ Sommige Bergen zyn zodanig gefteld, dat
,, men dezelven onmooglyk van onderen kan
„ beklauteren; derhalve tragt men van boven
„ te komen in de holligheid des Bergs. Dit is
,, de andere Manier van Vogelvangft, atSie ge*
,, naamd, welke aldus gefchiedt. Zy neemen
„ een foort van T o uw , drie Duimen dik en
„ tagtig of honderd Vademen lang, waar van
„ de Vogelaar het end om zyn Middel bindt,
„ haaiende hetzelve tuflehen de Beenen dooi,
„ zo dat hy ’er in zitten kan. Dus wordt de
„ Man , met zynen Stok, van den top des
I .O eïl. IV. Stuk, A 4 »»
1. Hoofdstuk.