XVII.
Hoofd.
STUR.
Gekuifde
van Cayenne.
PI. XXXV,
Fig, 6.
IV,
H ir u n d imtceus.
Zwaluw-
Specht,
V.
Erythro•
Cepha.hu.
Kleine
rood-Kop.
PI XXXV.
& £ • 7*
geel, de Slagpennen zwart. Het Mannetje is,
insgelyks, aan de Onderkaak rood.
De zwarte gekuifde Specht van Cayenne, waar
van ik hier de Afbeelding geef uit het Werk
van Brisson , verfchilt in kleur en geftalte zeer
'weinig van de voorgaanden. De twee middeld
e Staartpennen zyn in deezen een weinig
langer dan de overigen , tegen den aart der
Spechten. In grootte verfchilt hy zeer veel
van den Karolinifchen, alzo hy weinig grooter
is dan onze groene Specht.
(4) Specht, die zwart is , met het Agterhoofd
hoogrood, de Schouderen witagtig gejiippeld.
Deeze,die niet grooter dan een Zwaluw is, voert
den Naam van kleinjle zwarte Specht b y Klein,
en van kleine zwarte Boomkruiper by Albin ,
die ’er eene flegt gekleurde Afbeelding van geeft.
Brisson noemt hem, de kleine zwarte Specht
van Nieuw-Engeland, alwaar hy zig onthoudt.
Het Agterhoofd is rood, doch de randen der
Wieken en de Onderbuik zyn wit; de Staartpennen
zwart; de Pooten geelagtig.
(5) Specht met den geheelen Kop rood, de Wieken
en Staart zwart, den Buik wit.
Specht
(4) Picus niger, Occipite coccineo, Hutnerls albida
pundlatis. Syft. Nat. X. Picus fecundus niger. Alb. ^Ay.
3. p. 22. T. 23.
(f) Picus Capite toto rubro, Alis Caudaque nigris,
Abdomine albo. Syft. Nat. X. Picns Capite toto rubro»
Catesb, Car, 1. p. 20. T. 20.
Specht met den Kop en Hals rood, wordt
deeze by Kle in , met den geheelen Kop rood
by C atesby geheten. Brisson noemt hem ïood-
koppigen Specht van Virginie, doch ze gt, dat
men hem ook vindt in Karolina en Kanada. Hy
voegt ’er b y , dat deeze Vogel zeer gaarne by
de Dorpen zig onthoudt, eetende veelVragten
en Graanen, tegen den aart der Spechten.
De grootte is omtrent als die van onzen bonten
Specht. Hy heeft een zwarte üreep dwars q-
ver zyn Borft, die, gelyk de B u ik ,w it is. Van
die kleur zyn ook de kleine Slagpennen , doch
met zwarte Schaften; de Pooten, BekenKlaau-
wen, Loodkleurig»
(6) Specht met den top van ’£ Hoofd en de Nek
rood, de Rug met z w a r t geh andeerd, de middelde
Staartpennen wil met zwart geflippeld.
De Naam van Rood-Buik is van Caiesby af-
komftig: Brisson noemt hem de t o e Specht van
Jamaika, en betrekt’er toe dien, welken Brown
e -noemt, bruin- en wit-bonte Specht, met den
top van ’t Hoofd rood, de Tong aan de tip ruig,
De Engelfchen geeven ’er, volgens E dwards,
die het Wyfje op PI. 244 zeer nec afbeeldt, den
naam aan van roodbuikige, of middelllag bonte
Specht, van Jamaika.
Hy
(6) Picus pileo Nuchäque rubris, Dorfo_faiciis nigris,
Redïricibus mediis albis nigro pundlatis. S y ft. A.if. X.
Picus Ventre rubro. Ca^têsb. Car. 1. p. I9 * I 9 * f* 2*
j . D eel. IV. Stuk.
JT,
A f d e e l ,
XVII.
H o o f d s
t u k .
VI.
Caroltnitt.
Rood-Buik
van Karolina.