ir.
Afdeel.
XXIII.
Hoofdstuk.
Verfchei-
‘denhedea.
K O L I B R
1. Gemeen ofRonckje.
2 . Geftippeld.
3. Brafiliaanfch.
4. Van St. Domingo.
5. Surinaamfch.
6. Öoftindifch.
7. Méxikaanfch* (9).
8-. Van-Jamaika * Qó>
9. Blaauw vaft Mexiko.
ia.Blaauw Öoftindifch.
ii.Violet van Cayenne.
O I S E A U X -
1. Allerklein!! * O 8).
2. Amerikaanfch met de
Keel Topaaskleurig.
3. Braflliaanfch met de
Keel Topaaskleurig.
4. Surinaamfch Q 5)-
5. Van S't. Domingo *
o 4 .. 6. Van Cayenne (13).
7. Met een geviakten
Keel van Cayenne.-
8. Met een witten Buik
van Cayenne.
9. Met een bruinen Buik
van Cayenne.
ió. Blaauwborftig van
Suriname.
11. Gekraagd van Surina-
me (14).
I2u Gekuifd (17).
1 E T J E S.
12. Amboineefch.
13. Langftaartig vair
Cayenne.
14. Langftaartig wain
Mexiko.
15. Langftaartig van Suriname
(3>
16. Langftaartig van
Mexiko , met een
roodc Kuif C O M
O L T C H .E S .
13. Roodborftig van Karolina
(6 en 1 1).
14. Roodborftig van Brafil.
15. Groot van Cayenne»'
16. Braüliaanfch met een
gevorkte Staart.
17. Met een gevorkte
- Staart ’ van Cayenne
*.
18. Met een gevorkte
Staart van Jamaika
( 5 ) .
19. Vorkftaartig met een
zwarten Kop van
Jamaika (4). 1
20. Violet met een gevorkte
Staart van-
Jamaika,
Dus
Das ziet men, dat de Heer Brisson zeftien It
Verfcheidenheden van Kolibrietjes en twintig ® ^
van O ifea u x -M o u ch e s of Vliegen-Vogeltjes heeft- Hoofd»
By L innmjs zyn agttien Soorten van Bloem- stuk.
zuigertjes, waar van ik veertien, met de voor- Soorten,
gaanden overeenkomftig, met getallen, envyf,
die door ons op P l a a t XXXVI. afgebeeld zyn,
met Sterretjes aangeweezen heb. De v y f eer-
üen der Soorten noemt L innzeüs Langftaar-
tigen; de overigen Kortftaartigen. Z y zyn
meeft allen uit Amerika afkomftig, eenige weinigen
uit Ooftindie; in Europa worden ’er geenen
levendig gevonden. O o k zyn z y , inde laatfte
Jaaren, eerft regt bekend geworden, en daarom
vindt men ’er by de Ouden naauwlyks gewag van
gemaakt. Ik gaa nu tot’ de Befchry ving bver.
( 1 ) B lo emzuiger tje met een krommen Bek, dat ^
rood is va n k le u r , hebbende den Kop geküijd,
en tw e e zeer lange Staartpennen. S S ’
Men zou dit wel P a ra d y s -K o lïbr ie t mógen
noemen: S eba geeft ’er den naam aan van
H o n ig -eetend V o g e ltje , dat gekuifd is, hebbende
twee lange Pennen in de Staart, uit Nieuw
Spanje; doch de Afbeelding, die hy er van
geeft, is niet zeer naaüwkeurig, zó Brisson
“ aan-
(t) Trochilüs cürviroftris ruber, Alis ccéruleis, Capi-
te criftato, Reótridbus duabus longiflimis. Syft. AVr.X.
Gen. 60. Mellivora Avis criftata cutn duabus penms Ion-
gis in Cauda. S eb. Mus. I. p* 97* *• 'f'