11
Afdeel.
VIII.
.Hoofdstuk.
Naam.
Kenmer
ken.
VIII. H O O F D S T U K .
Befchryving van ’t Geflagt der T oukans , en
derzelver Verjcheidenheden, waar onder de
gekraagde, die met een witte en geele Keel,
en de groene van Brafil.
ONder den Griekfchcn Naam Ramphaflos,
die van ’t Woord Ramphos, ’t welke een
Vogelbek betekent, is afgeleid, fielt L inn^eus
een Geflagt van Vogelen voor, die wegens de
grootte van hunnen Bek vermaard zyn. Men
onderfcheidtze gemeenlyk by den naam van
T ookan,welken de Braüliaanen geeven aan eene
Soort van dit Geflagt, by de Schryvers genaamd
de Brafiliaanfche Aakfier. De Bekken
van deeze Vogelen worden, wegens hunne zeldzaamheid
, in de Kabinetten van Natuurlyke
Zaaken bewaard.
• De Kenmerken zyn ; een zeer groote, holle
Bek, verhevenrond, uitwaards Zaagswyze getand:
Neusgaten agter de Kaaken: de Tong Ve-
deragtig: twee voor- en twee agter-Vingeren
aan ieder Poot. De Beenen zyn gevederd tot
aan de Schenkelen, voegt ’er Brisson b y ; de
Bek van grootte als de Kop; het end der beide
Kaaken ncderwaards gekromd. Alle Vogelen
van dit Gellägt r zegt h y , hebben maar tien
Pennen in de Staart. Hunne B e k , fchoon by
uitflek dik en lang, heeft zeer weinig zwaarte,