IT.
Afdeel'.
IV.
Hoofdstuk.
III.
JFb/t»/.
Gemgcne
Arend.
ken de Blaasjes maaken , die in de Buik def
Vogelen zyn en door de Ademhaaling uitge-
fpannen worden. Dit Vlies was met veel Vet
voorzien, des zy oordeelen , dat men hetzelve
kan houden voor het N e t, ’t geen ander-
zins in de Vogelen ontbreeken zoude, gelyk
P l in iu s verhaalt. De Zwelgpyp, die aan de
regterzyde lag van de Lugtpyp, was daar mer-
kelyk uitgezet tot een Krop, doch beneden de
verdeeling van de Lugtpyp vernaauwde zy zig
weder, tot dat zy andermaal verwyd werdt om
de Maag te formeeren. Dit Ingewand vondt
men, zo wel als de Zwelgpyp, uitwendig te
beftaan uit harde, vafte, witte Vliezen, met
veele Vaten doorweven. Van binnen was de
Krop doorzaaid met veele Kliertjes als Raapzaad
, en de Maag hadt eenig rimpels, meelt
aan den bodem: beiden maakten zy zeer wy-
de holligheden , overeenkomftig met de gulzigheid
van deezen Vogel. De Darmen waren
kort, gelyk ik hier voor reeds heb aangetekend
(*).
( 3) Valk met geel Wafch , de Pooten Wollig y
de Rag bruin , de Staart met een witten
Band.
Dee-
(*) Zie Bladz. 41,
(3) Falco Cerä flava, Pedibus Lsnatis, Dorf» fufco,
Caudä fafciä alba. Syfi. Nat. X. Aquila fulva fiire Chry-
faëtos, Caudä annulo albo cinóta» Will. Orwth. 22«
Tab. I. Raj. ^Av, 6. N. 2.
Deeze i s , volgens den Heer Brisson , de ir.
gemeene Arend , o f die Vogel , welke by de Afdeel.
oude Autheuren door den Naam van A rend, t t iv *
Hoofd*
zonder eenig byvoegzel, wordt aangeweezen. STUK:,
In lyvjgbeid gaat hy een Kalkoen te boven.
Zyne langte o f hoogte verfchilt weinig van die
des Gouds - Arends. Van het eene tot het andere
end zyner Vleugelen , wanneer die uit-
gefpreid zyn , heeft hy zeven Voeten agt Duimen
vlugts. Het grootfte deel van zyn Lig-
haam is bekleed met Vederen , die bruin zyn
van kleur; doch, de Kop en Hals, als ook de
binnenzyde der Beenen, zyn rosagtig. De Slagpennen
der Vlerken zyn grootendeels zwart.
De Staart beitaat uit Pennen , die tot twee
derden van hunne langte wit zyn , en verder
zwartagtig, maakende den gedagten witten
Ring of Band. Tuiïchen den Bek en Oogen,
welker Kring Hazelnootkleurig is*, vindt men
een kaale plek.
Van deezen Arend, die insgelyks in de hoo-
ge Bergen van Europa huisvelt, zegt de Heer
Ra y , dat in ’t jaar i (568 een Neft gevonden
werdt in ’t Woud by de Rivier Verwent, in
Engeland. Hetzelve beftondt uit Stokken o f taa-
melyk dikke Boomtakken, waar van het eene
end ruitte op het uitftek van eene Rots,
het andere op twee Berkeboomen. Boven op
de Stokken waren Biezen gefpreid en op de
Biezen lag H e y , op de Hey weder Biezen.
Hier in vondt men een Jong leggen , en een
iY. Sn,«, I 3 Wind»