JI.Hoofd
STUK,.
IV.
Gratia.
Steltloopers.
V.
Gallina.
Hoenders.
Vogelen haaien hun Voedzel in ’t Water, uit
Planten, Viiïcben, enz. Zy maaken veelal
hunne Nesten op ’t Land. De Moer geeft
de Jongen geen eeten. Doorgaans hebben de
Mannetjes van deezen Rang veele Wyfjes.
V I E R D E R A N G .
De Bek (een Stokje om te voelenj is lang en
byna rond. De Pooten, dienende om door’t
Water te waaden, zyn tot aan de helft der
Dyën kaal. Het Lyf is platagtig, bekleed met
een zeer dunne Huid en met een korte Staart
voorzien. Hun Vleefch is fmaakelyk. Zy haaien
hun V oedzel, 5t welk in veelerley Diertjes
beftaat, uit de Moeraffen. Hun Nest maa-
ken zy veeltyds op ’t Land. De manier van
hunne Paaring is verfchillende.
V T F D E R A N G .
De B ek (een Kraauvoel om op te raapen) is
verhevenrond ; hebbende de Onderkaak met
de Bovenkaak, en de Neusgaten met een Kraak-
beenig Vlies overwelfd. De Pooten, die tot
looloepen
gefchikt zyn, hebben de Vingeren van jf4
onderen ruuw. Het Lyf is met Smeer voor- AfdëeLs
zien, wel gefpierd en rein. Hun Voedzel be- IfcHeataW
ftaat uit Graanen, die in de Krop week gemaakt'
moeten worden. Deeze Vogelen (lokken Kalk
en Steentjes in; om het Voedzel te verteeren t
zy maaken hun Nest op den Grond, zonder
konfl: leggen veele Eijeren; wyzen hunne KuU
kens de Spyze aan en leeven in Veelwyvery*
Z E S D E R A N G . v t
Pai feréti
'■ MufTeheüU
De Bek (een Tang om te vatten) is kegelvormig
met een fpitfe punt. De Pooten , om te
fpringen gefchikt, zyn teder, met de Vingeren
van elkander gefcheiden. Het L y f is tenger;
dat van de Zaad-eetende rein, van die op
Infekten aazen onrein. Hun Voedzel beffaat
in ’t Zaad van veelerley Planten of kleine Diertjes.
Het Nest deezer Vogelen wordt met
konfl gemaakt: zy moeten de Jongen het eeteri
met hunnen Bek ingeeven. Het Mannetje houds
zig by één Wyfje.