m B e s c h r y v i n g
I
II.
A fdeel,
IV.
Hoofdstuk.
waar onder de gemelde Zwarte o f Haazen-
Arend zekerlyk een der voornaamften is.
Sommigen willen, dat de Latynfche Naam
Aquila, van de bruinagtige kleur, welke de
. meeften deezer Roofvogelen hebben, af kom-
ftig z y ; anderen leiden dien af van het vlug en
. hoog vliegen, waar in de Arend alle andere
Vogelen overtreft, o f van het fcherp Gezigt,
’ t welk hy heeft, en daar de Opden wonderen
van verbreid hebben. Men kan den oorfprong
van den Griekfchen Naam., Aëtos o f Ai'êtos, met
geene zekerheid bepaalen. By de Hebreen
fchynt deeze Vogel verfcheiderley Naa-
men gevoerd te hebben. De Franfche Aigle,
de Engelfche Eagle en de Spaanfche Aguïla,
zyn zekerlyk van den Latynfchen afkomflig.
De Duitfchers noemen hem Adler o f Adelaar,
waarfchynlyk wegens' den Adeldom , die aan
hem, als Koning der Vogelen, toegefchree-
ven wordt, en hem waardig gemaakt heeft om
het Keizerlyke Wapenfchild te bekleeden en
daar in zo wel de Wereldkloot te houden als
den Scepter.
Eigen- P e Ouden, en in navolging van hun de laa-,
fchappen. tere Schryvers, zeggen veel van de natuur en
eigenfchappen der Arenden,dat tendeele valfch
o f onzeker, ten deele hun gemeen is met andere
Roofvogelen. Onder het eerlte meenen
wy te moeten tellen, dat deeze Vogel een
EO fcherp Gezigt heeft, dat hy,zweevende in
v a n d e V a l k e i ï . Ï2$
de Dampkring tot zulk een hoogte, dat een
Tvtenfch hem naauwlyks kon beoogen, nog de
Villchen in het Water en het klein Gedierte
in het Kreupelbofch zou kunnen zien. Ook
dat hy de fcherpheid van het Gezigt zyner jongen
onderzoeken zoude, door dezelven bloot
te Hellen aan het fchynzel van de Zon, en de
zodanigen als badaarden verwerpen, die hy de
oögen ziet luiken, oftoefluiten. Voorts, dat
het Wyfje de Jongen niet zou kunnen uitbroeden,
indien het Mannetje niet een Arend- o f
Klapperfteen in het Ned bragt. Ook dat zy
haare Jongen op de Wieken draagt, en niet
met de Klaauwen, om hun te leeren vliegen.
Veel andere, dingen die'belachlyk zyn , ga ik
voorby: doch eene byzonderheid verdient nog
onze opmerking, dewyl zy op de Heilige Schriftuur
fchynt gegrond te zyn. Men vindt, in de
103 Pfalm, gefproken, van de vernieuwinge der
Jeugd als eenes Arends. Dit zo u , in de eerfte
opflag, fchynen aan te duiden, dat deze Voge
l, tegen den algemeenen loop der Natuure,
bejaard zynde weder jong wierd: doch ten dien
opzigte wordt het volgende verhaald. De A-
rend, door ouderdom overftelpt, ftygt, zegt
men, zo hoog als het doenlykis boven de Wolken
, op dat de duifterheid zyner oogen ver-
dreeven worde door de hitte van de Z on , eu
dompelt z ig , tot drie maaien, t’elkens in koud
.Water, waar uit hy komende zig in zyn Neft
begeeft en , als door een foort van Koorts be-
Si, Deei, IV. Stuk,
m
Afdeel,
IV.
Hoofd.
stuk.-
vangen