IV.
Hoofdstuk.
V.
fyugkolus.
YVirgekraagde
Swsedfche,
gels naar reden yan liet Ligham, De Bek ia
blaauw met geel Wafch. De Oogkring is Ha-
zelnooten kleur. De Kop en Hals zyn bekleed
niet fmalle bruine Vederen , uitloopende in
fcherpe punten even als aan den hals der Haa-
nen. *t Gandche L y f is bedekt met bruine Vederen
, don kerft op de Rug s aan de Borft met
witte driehoekige Vlakken getekend, wier punten
opwaards ftrekken. De Slagpennen van de
Vlerken zyn zwart. De Staart is , zo wel boven
als onder, wit, uitgenomen de toppen van
de Vederèn o f Pennen, die zwart zyn o f donkerbruin.
Ook zyn de pnderfte Dekvederen en
die aan de Schenkelen derPooten rood. De Too-
nen zyn dik en fterk, geel van kleur, de Nagelen
zwart, en byna half rond geboogen , za
dat zy zeer krom ftaao.
Zodanig een Vogel, van de Hudfons-Baay oor-
fprongelyk, heeft verfcheide Jaaren te Londen
geleefd.
(5) Valk , met bet Wafch, de Wenkbrauwen
en Pootengeel, bet L y f Afcbgraauw en wit
gegolfd, een witte Kraag om den Plals.
Deeze, die als een gemeene of Boerfche,
dat is Land-Arend, in Sweeden, thans door
den Heer L inïleus , zonder eenigen Bynaam 4
yoorgefteld wordt, vind ik in de befchryving
der
ff) Falco Cera , Palpebris Pedibusque lufeis , Coï-
pore Cinereo alboque undulsuo, Collarialb». Syfi, Nat, X,
der Dieren van Sweeden, door hem, niet aangetekend
: zo dat ik van deszelfs grootte o f ge-
ftalte niet kan fpreeken. Ik zal derhalve hier
den Arend met een witten Kop befchryven, die
zo wel in Noord-Amerika zig onthoudt als in
Europa, en welken de Heer Brisson, in het
Kabinet van Reaumur, voorzyne Oogenhadt.
Immers hoewel L inn^eüs denzelven als een ver-
fcheidenheid betrekt tot dc wit geftaarte Arenden
, blykt het egter dat h y , ten minfte wat de
grootte belangt, beter op deeze plaats voege.
De Engelfchen noemen hem, volgens C a-
testsy , die 'er een naauwkeurige Afbeelding
van geeft, bald Eagk, dat is , de Stoute. Hy
overtreft in dikte niet alleen, maar ook in
grootte, den gemeenen ja zelfs den Goud-Arend.
De langte is, van 't end des Beks tot aan het
uiterfte van de Staart, drie Voeten en drie Duimen
, en, tot het uiterfte der Nagelen, op een
Duim na drie Voeten. De Bek is drie Duimen
lang, de middelfteVinger of T o on, met de N agel,
drie Duim zeven Liniën. Als de Vlerken uitge-
fpreid zyn , beflaan zy omtrent agt Voeten
vlugts. De Kop, en 't grootfte deel van den
Hals, is bekleed met lange, fmalle, witte Vederen:
het overige van den Hals, dc Rug,
Stuit, Slagpennen en Dekvederen der W ieken,
de Borft, Buik, Zyden en Pooten, zyn bruin.
De zelfde kleur heeft plaats in de bovenfte
Staartpennen, doch de onderften zyn wit, ge-
lyk ook de Oogkring; maar de Bek, zo wel
1, Deel XV. Srut' 1 5 al*
II.
Afdeel,
IV .
Ho O FD-
STUK.
Arend met
een witten
Kop.