II. bruin, van onderen bleek Afchgraauw; de Staart-
A fdeel pennen aan ’t énd wit.
XI.
H oofd . (8 ) R a a f; de dekvederen der Wieken met
zwarte dwars-ilreepen, het Lishaam blaauw,
VIJL x °
Criihiiiis. met een zwarte Halskraag.
Kuif- Gaay. }’
t Is deeze, die van C atesby onder den naam
van blaauwe gekuifde Eikel-Aakfter, niet zeer
naauwkeurig; van E dwards netter en beter is
afgebeeld Ct) , en blue Jay geheten wordt;
welken de Heer Brisson, onder den tytel van
den hlaauwen Gaay van Kanada, befchryft. Hy
verdient, by uitftek, den naam van Kuif-Gaay.
Deeze Vogel is niet veel grooter dan een
Merel, gelyk de naaftvoorgaande. De top van
’t Hoofd en de bovenlle deelen van den Hals
en Rug, zyn blaauw, naar Wynagtig hellende.
Op den Kop zyn eenige Pluimen langer dan
de anderen en maaken een Kuif: onder dezel-
ven zyn zwarte Pluimen, welke kleur zig uit-
ftrekt ter wederzyden , tot een kleinen ovey-
langfen Band, die agter de Wangen pafleert en
zig gaat vereenigen met eendwarfen Band, vajï
de zelfde kleur, die onder aan de Keel is , maa-
kende aldaar een Halskraag. Ook is ’er, we-
derzyds, een klein zwart Vlakje, tullchen ’t
Neus-
(8) Corvus tedricibus Alarum lineis transverfis nigris,
Corpore coeruleo, Collari m'gro. Syfl. Nat. X. Picaglap-
daria ccerulea crillata. Catesb. Car. 4 T. p, 15,
(t) PI. 233.
T
Neusgat en het O og , en deeze twee zyn met IL
een klein zwart ftreepje famcngevoegd, ’ twelk Afdeel.
het grondltuk van de Bovenkaak omringt. Van
onderen is de kleur witagtig. De Slagpennen STUK>
zyn blaauw , met zwart geftreept, eenigen met Gaayt
witte tippen: zo ook de Staartpennen, welker
middelden in langte uitmunten. Het Wyfje
heeft de kleuren zo levendig niet als het Mannetje.
Men vindtze in NoordAmerika.
(9) Raaf, die bruin is , met wit geftippeld, ix.
. de Wieken en Staart zwart; de Slagpennent^ ^ 0Llt'
met witte tippen; de middeljlen aan de enden jsjootekraa-
afgefleeten. ker’
Van deezen maakt de Heer Brisson een by- pi.xxxiv.
zonder Geflagt, welks onderfcheidend Kenmerk Fig. 4.
van den Gaay is , dat de twee deelen van den
Bek niet even lang, maar het bovenfte langer
dan het onderlte en ftomp zy. Hy geeft ’er ,
in ’t Franfch, den naam aan van CaJJe-Noix, in
’ t Latyn Nucifraga , ’twelk onzenNeèiduitfchen
naam van Nootekraaker zeer wel uitdrukt, en
met het Griokfch Caryocatactes, daar hy mede
bekend ftaat by de Ouden, overeenkomftig is.
Ook noemen de Duitfchers hem Nufz Brecher,
JSlusz-Bicker, de Sweeden Notkraka, de Engelfchen
(9) Corvus fuscus alboque p undatusAlis Caudaque
uigris; Redridbus apice albis; intermediis apice detntis.
Sy(l. Nat. X. Corvus cinereus , Cauda Alisque nigris,
Faun. Snee. 74. Caryocatades. G esn. 245-. WiLL,
OrnitL. 90. T. 20. R aj. A y . 42. Piea Abietum aigra,
guttata. F risch. ^Ay. T.
I . D eel. IV, Stuk.