It.
A fdeel.
XV.
Hoofdstuk.
fïaam.
Kemner<
ken,
352 B e s c h r y v ï n g
X V. H O O F D S T U K .
Bejcbryving van ’t Geflagt der Koekkoeken ?
zo de Europifchen, taraVoedzel, Geroep, en
Winter - Verblyf, byzondere Eigenfcbappen
ten opzigt van de Voortteeling en Opvoe.
ding; als de groene gekuifde van Guinee,
de Siamfcbe, de bruine van Jamaika, de
zwarte, Afchgraauwe en gevlakte, dé
Goudvlerk van Kanada , en anderen. Lyffe
der Koekkoeken volgens Brisson.
DE Koekkoek maakt een Geflagt van V o gelen
uit, ’ t welk byna in alle bekende
Taaien van hun Geluid zynen en wel nagenoeg
een zelfden naam heeft. De Grieken noemen
hem Kokkux, de Latynen Cuculus, de Fran-
fchen Coucou, Cocou of Coqu , de Italiaanen
Cucco of Cuculo , en de Engelfchen Cuckow. In
Duitfchland geeft men ’er den naam aan van
Gucker of Cuckuk, in Poolen van Kukulka, in
Sweeden van Gjoek of Geecka.
De Kenmerken , vólgens I_.inn.eus , zyn ;
een fpitsrondagtïge Bek; de Neusgaten met uit.
fleekende randen ; de Tong Pylswyze, plat eri
ongefplitft. Brisson maakt in zyn dertiende
Rang, die uit Vogelen beftaat, van welker vier
öhgevliesde Vingeren twee voor- tweê agter*
waards zyn gerigt, en de Pooten tot aan de
Sehenkelen toe gevederd: in decze Rang (rcg