V. .
Hoofdstuk.
VI.
islluco.
Groote
Nagt-Uil.
(6) Uil met een gladden Kop, het L y f Roejl-
kleurig, de Oogkringen zwart, de voorjle
Slagpennen Z aagsivyze.
Onder de ongehoornde Uilen vindt men ook
verfcheide Soorten, die egter naauwlyks ver-
fchillen dan in kleur en grootte. L innjeus
heeft ’er in Sweeden agt Verlcheidenheden van
aangetekend , waar van deezè één i s , die
B risson betrekt tot zyne Ulula of Hulote, zyn-
de de derde Soort van zyn Kat-Uilen Geflagt#
waar in hy elf Soorten of Veifcheidenheden
heeft. Deeze, die een der grootlfen is, heeft
de dikte omtrent van een Hoen , zynde , van
den top des Hoofds tot aaft % end van de
Staart, veertien en een half Duim volgens de
maat, welke naar zulk een opgezetten Vogel,
in ’t Kabinet van Reaumur, is genomen. De
Kop is onbefchoft groot, en zeer dik gepluimd.
Van boven is de kleur Afchgraauw, met wit-
agtige en zwarte Vlakken gemengeld,* van on.
deren wit, mét zwarte Streepen overlangs en
dwars; de Slag- en Staartpennen met zwart en
Afchgraauw ros, overdwars geftreept. De Oo-
gen ftaan in Kringen van Pluimen , welker
Baardjes op een aardige wyze van elkander afgezonderd
zyn. De Oogkringen zyn donker
Hazelnootkleurig en de Bek groenagtig wie.
( 7) VU
(<5) Stiix Capite laevi, Corpore ferrugineo, Iridibu*
atria, Remigibus primoribus Serratis. Faun. Suec. 48. It.
Oei. 69*. Aluco minor. WlLL.Ornithol. 67. T. 13. RaJ«
*Ay, 15-, N. i. Aluin, >Ay. II. p. *t. Tab. 11,
f-f) Uil met een gladden Kop, het L y f bruin, U.
, „ . . , Afdeel de Oogkringen geel.
Deczen, waar van J ohnston op Tab. XIX. ^ y FD*
cwee Afbeeldingen gegeven heeft , die zeer VIT’
flegt z yn , is door F risch naauwkeurig getroffen. "funiru.
De Switzers noemen hem gemeeniyk Noftua Steen-üü.
Saxatilis, en de Duitfchers Stein-Eule, dat is
Steen-fJil. Sommigen hebben hem ook grooten
Nagt-Uil geheten, daar hy egter niet grooter
dan de voorgaande is. De Engclfchen noemen
hem groote graauwe of bruine U il, en de Fran-
fchen grande Chouette. Hy houdt veel in oude
Gebouwen huis, waar van de Naam.
B risson befchryft zodanig eenen U il, uit het
Kabinet van R eaumur, die over ’t gantfche
L y f uit den witten rosagtig was, met langwerpige
bruine Vlakken; de Slagpennen van buiten
ros met bruine dwarsftreepen , van binnen even
als het L y f; de Staartpennen rosagtig, mee
bruin overdwars geftreept. Tot deezen betrekt
hy de twee Soorten, van L innjeus in Sweeden
opgemerkt, waar van de eene, als boven, de
Oogkringen g eel, de andere dezelven Oranjekleurig
heeft, Hy voegt ’er nóg die b y , waar
van de Heer LmNAtus thans de tiende Soort
gemaakt heeft, onder den naam'van Ulula.
Eene Verfcheidenheid is ’er van hem onder Kerk-Uik
de
(7) Strix Capite Irvi, Corpqre fufco, Iridibus flaWa,
Faun. Suec. 51. Ulula flammeata. Frisch, ^ty.Tab.jS?
I.D ïsj-.IV. St«k. N 3