B e s c h r y v i n g
II.
A fdeel.
XI.
HoofdsTujc.
326
Vogeltje w a s ,’t welk in den jaare x.711, op de
Verkooping der Liefhebbery van den vermaarden
PIermannus, door hem in Holland voor
den Ridder Sloane gekogt werdt, en duurder betaald
dan iets anders uit dat Kabinet, t welk
ongemeen voorzien was met Zeldzaamheden.
Het heette,zegt hy , in de Katalogus van die
Verkooping, Ceylons Paradysvogeltje, gebaard,
<wit en zwart bont van kleur, de Staart met twee
zeer lange Veeren ; Walluhora by de Ceylonee-
zen, dat zo veel als Katoendiefje, gelyk de Hollanders
het noemen, uitdrukt, ’t I s , voegt hy
’er b y , ongemeen zeldzaam.
Volgens Seba onthoudt zig dit Vogeltje op
de Papoer-Eilanden by Nieuw Guinée, alwaar
het, van de Ingezetenen, JVaygehoe or Wardioe
geheten wordt. Het is weinig grooter dan een
Merel, wit van kleur, hebbende den Kop en
Hals zwart purperagtig; de lange Staartpennen
ten deele zwart; den Bek witagtig , de Pooten
bleekrood. Dit wordt van Brisson onder de
Aakfters geplaatft. Dat van Ray was op ’c
witte van het L y f zeer aardig met boogswyze
of halfmaanswyze vlakken getekend. Moeh-
bing geeft ’er , zeer oneigen, den naam van
Pyrrbocorax aan. De Heer V osmaar, die de
beide Origineele Vogels van Seba gekogt badt,
maakt gewag, dat een derzclven, en wel de
tweede die LiHNiBüs aanhaalt, Kaftanie - bruin
was van kleur (*). B risson betrekt ’er toe,
zyn
(*) fa nm t r k .o p Moehrings G e jla g t , d t r F o g t le n . p. 8 *
zyn wit gekuifd Fliegenvangertje van de Kaap IL
der Goede Hope, I welk gehfeel wit is, doch Afdeel.
den Kop en Hals groenagtig zwart heeft; de
Staartpennen wit,aan de buitenfte randen en fchaf- sïUK.
ten zwart. De twee langfte,(tekent hy vervolgens
aan,) hebben dé langte van veertien Duimen, eh
zyn dus wel zeven o f agtmaal zo lang als het
Lighaam van het Vogeltje, ’t welk de grootte
naauwlyks van een Vink of Mofch heeft (*).
(12) Raaf met de Rug Afchgraauw, de Staart- A g g g
■ pennen ros, de twee middelften Afchgraauw, Rots-Me.
met zwart gebandeerd, re^
De Heer L inn.eus hadt deezen te vooren
onder de Lyfters, die in de zesde Rang geplaatft
z y n , betrokken, en Brisson heeft hem thans
nog in dat Gcflagt van Vogelen gefchikt, alwaar
hy de dertiende Soort is., onder den naam
van Merk de Roche, die overeenkomt met Me*
rula Saxatilis, gelyk de algemeene naam is by
de Schryveren. Die naam is waarfchynlyk van
het Gebergte af komftig, alwaar hy zig onthoudt
en neftelt, volgens Brisson, en wel in zulke
Bergen of Rotfen, waar uit de Molenfteenen
ge-
(*) Zie Brisson , Supplim. d'Ornithologie, ad ca!c.
Tom. VI. pag. 51. & Tom. II. p. pL * LI' F'g; 2‘
(12) Corvus dorfo cinereo, Reótricibus rufis * *” V.'
mediis duabus cinereis. fafcia nigncante. y f -
Turdus Rearicibus rufis. duabus Intermedia cinere,*,
Fafcia nigncante, proximis apice cinereis. Famu S»*c-
187. Merula Saxatilis. WiLL. Orn. 145. T . 36. I a j.
^Av. 6y. Alb. 3« P* J1' ' V *
J . D eel. XV. Stuk. A 4