ir.
A fdeel,
XI.
Hoofdstuk
Noote
kraaker.
fchen Nutbreaker. DeFranfchen, egter, noe->
men hem gemeenlyk Pie grvoelèe en de Italiaa»
nen, naby de Alpen , Merle Alpadie, dat is
Alpifche of Berg-Merel; gelyk men hem ook
Merula Saxatilis geboekt vindt by Johnston ,
die ’er een taamelyk goede Afbeelding van geeft;
doch die van Frisch, onder den naam van
zwarte geftippelde of gedruppelde Dentien-Aakjler,
is naauwkcuriger. De nevensgaande heb ik van
den Heer Brisson ontleend.
L innjEUs hadt hem voorheen genoemd, Afch-
graauwen Raaf, met de Wieken en Staart zwart;
zeggende, dat hy elders weinig in Sweeden gevonden
wordt, dan in Smöland. Hy woont in
Ooftenryk (verhaalt Brisson) en verlpreidt zig,
van tyd tot tyd , in verfcheide Streeken van
Duitfchland. In ’t jaar 1753 vertoonde zig
een groote menigte van deeze Vogelen in Vrank-
ryk , rondom Parys, alwaar veelen gevangenen
gedood werden in de Maand Oktober. Zyzyfl
’er anders zeldzaam, eeten de Nooten en A-
mandelen: waar van de Naam. Het is verwon-
dcrlyk te zien, hoe vernuftig zy. te werk gaan
om die te kraaken. Z y haaien ’er een uit hunne
Schuur : (want het is een V o g e l, die, gelyk
de Aakfters en Gaaijen, Voorraad opdoet
tegen den Winter:) zy zetten den Noot wel
valt beklemd in een Spleet o f Scheur, en kloppen
’er dan met hunnen Bek o p , tot dat de Dop
breekt. Even zo doen zy met de Amandelen.
Ook zyn Infekten hunne Spyze. De Nellen
w oï+
Worden van hun'gemaakt in Gaten vanBoo- &
men, die z y , te wyd zynde, zeer handig met ^
Kley weeten toe te metzelen, laatende maar j_joofd .
een klein Gat, tot den Ingang, open. stuk.
De grootte is tuffchen een Aakfter en Merel, Noote-
zegt Ra y ; de Bek zwart, fterk, als die der
Spechten. Het geheele L y f , zo van boven als
van onderen, uit den roden bruin, zynde o-
veral, uitgenomen den Kop, zeer fraay getekend
met witte driehoekige Vlakken. Tuffchen
de Oogen en den Bek is hy wit: ook heeft hy
aan ’t Aarsgat, onder de Staart, fpierwitte Vederen.
De Stem zweemt naar die der Aakfteren.
(10) Raaf, die wit en zwart-boni is , met ee- x.
ne > Wigvormige Staart. Aakiter.
De Heer Brisson , die een byzonder Geflagt
geeft aan de Aakfters, onderfcheidt dezelven
van de Raaven, doordien de middelfte Staart-
pennen langer zyn dan de anderen, t welk de
Wigvormige Staart maakt, die van L innjeus
tot een foortelyk Kenmerk gefteld wordt. De
Staart is ook by uitftek lang, en daarom wordt
de Vogel van de Autheuren bonte o f geftaarte
Aakfter geheten, ten einde hem dus van anderen
, gelyk de Nootckraaker en Vlaamlche Gaay,
die
(10) Corvus albo nigroque varius , Cauda cuneiformi.
Faun.Suec.76. Pica varia f.Caudara GESN. A f - 695. A ldr.
Orn. 1. « . c. i 3. Jo n s t . ^ 44- WilL’ (l nf ;
87. T. 19' R a j . ^Av, 41. Alb. ~A? T* 1 P* I5* *5*
F risch. ^Av< T. 58.
I. Dïei,, IV. Sivk,