ï t
Afdeel.
ï. Hoofd
STUK.
Werk-
tui ei van
dgStera.
• Br oneb ia
24
den van veele anderen, die aan de Vogelen en.
kei tot verzwaariDg van ’t Geluid, en om de
verfchillende Toonen temaaken, gegeven zyn.
De voornaamfte Werktuigen van de Stem
der Vogelen beftaan in verfcheiderley Vliezen,
min of meer fyn, min of meer gefpannen, en
in verfchillende fchikkingen geplaatft. In zekere
Vogelen, gelyk de Gans en dergelyken, zyn
vier van deeze Vliezen, eveneens byna gefat,
zoeneerd en aan elkander gevoegd, als de twee
(tukken van de Rietjes der Schalmeijen. Deeze
Vliezen , dus by paaren te Tarnen gevoegd zyn.
d e , maaken, gelyk men weet, als twee Vliezige
Rietjes uit , welker bovenfte deel oor*
fprong neemt van de twee Beenige en langwer»
pige Monden van de binnenfte Lugtpyp, en die
vervolgens, met hun onderfte deel, eindigen
aan den oorfprong der twee eerlte verdeelin-
gen van de LoDgepypen *.
Schoon deeze Vliezen , op de wyze van
meer of min volmaakte Rietjes gefchikt, naar
de foort der Vogelen; de voornaamfte Werktuigen
zyn , dienende tot de vorming van
derzelver Stem; is het nogthans zeker, dat zy
de eenigften niet zyn , die daar toe famenwer-
kent Men heeft nog anderen ontdekt, in taa*
melyk groot getal, binnen de voornaamfte Lon-
gepypen. Deeze zyn dwars over elkander heen
geplaatft; kunnende hunne figuur en fchikking
vergeleeken worden by die van kleine Spinne-
webben, ’t een boven't andere gefpannen zynde
ia
in de rondagtige hoek, van twee Wanden, die jj.
digt aan elkander ftaan, begreepen. Deagter- Afdeel.
eenvolging van deeze kleine, zo dunne, Vlies-
je s , op de gezegde manier geplaatft, en allen
gereed om te drillen, geeft een Vertooning,
welke noodwendig ieder Natuurkundigen moet
doen opgetoogen ftaan. De figuur van ieder
Vliesje is als een Waffende Maan, en z y z yn ,
met hunnen ronden omtrek, aan den Wand der
Longepypen in diervoegen aangehegt, dat zy
een weinig hellen naar het end, waar door de
Lugt, die uit de Long komt, uitgaat. Men
vindt ze niet dan in de helft van de Buis of Pyp,
wanneer die in de langte is doorgefneeden : laaiende
de andere helft een vryën doorgang voor
de Lugt', hoewel dezelve niet voorwaards fchynt
te kunnen gaan, zonder de gedagte Vliesjes
te beweegen.
Behalve deeze Vliesjes, welken de Heer He-
rissant gevonden heeft in alleVogelen,die hy gelegenheid
hadt te ontleeden, ontmoet men ’er nog
anderen , op verfcheiderley manieren in zekere
ruime Beenige o f Kraakbeenige deelen geplaatft.
Deeze deelen zyn van verfchillende figuur :
men vindt fommigen omtrent het midden, anderen
naby het end van de Lugtpyp; men ontmoet,
ze vry dikwils in zekere Watervogelen van ’t
Geflagt der Eenden.
Om kort te gaan , in alle Vogelen wordt een
ander min of meer fterk Vlies gevonden, waar
van het gebruik zo wezentlyk is , dat zonder
l.p iïi. xv.sxvs. B 5 het