B e s C H R Y v I NÖ
n.
A f d e 'é l .
XI.
Hoofd.
s t u k .
Roek.
IV. '
Cornix.
Bonte*
Kraay.
306
den Grond veroorzaakt, ziet men het Grond*
ftuk van den Bek en de Neusgaten , in de oude
Roeken , geheel van Pluimen ontbloot, en, in
plaats van dien, begroeid met eene witte Meel-
agtige Stoffe. Hierom meent men, dat zy
meer goed dan kwaad doen, en dit is de reden
, dat men in Engeland zo min de Roeken
als de Raaven plagt te dooden \ hoe veel fcha*
de ’er ook door toegebragt worde aan den Oogft,
doch inzonderheid aan het gezaaide Koorn. Het
Landvolk heeft , zo in de Nederlanden, als
elders, veel moeite, om de Erwten , die in de
Akkers gelegd z y n , voor dit Gevogelte te be-
waaren; want zy vreetenze dikwils op , en baa.
lenze uit den Grond. De Roeken vliegen, bovendien
, niet alleen troepswyze, maar maaken
hunne Neften zelfs in menigte by elkander;
verfchillende daar in ook van deKraaijen, zo
Ra jus meldt: hoewel het Landvolk de Roeken
veelal met de Kraaijen verwart.
(4) Raaf, die AJchgraauwagtig is van kleur,
met de Kop, Keel, Wieken en Staart, zwart•
In ’t algemeen voert deeze, by de Ouden,
den naam van Afchgraauwe Kraay, die op Vmg-
tenaafi, en in ’t Franfch wordt zy genoemd em-
mantelée o f gemantelde, om dat z y , wegens de
kleur
(4) Corvus cinerafcens, Capite, Gala, Alis Caudaque
nigris. Faun. Snee. 71. Cornix cinerea, frugilega. Aldk>
Vrntlh. L. 12. c 4. Will. Ornith. 84, T.77. R aj.
39. A lb. *Ay. 2. p. 22. X. 23. Frisch , */Lv> X. 6%
kleur van b L y f , ab met een Tabbaard o f
Mantel zonder Mouwen, fchynt omhangen
zyn. Om die reden heet.zy, in Italië, Monac- HooF*ö .
cbia. De Engelfchen noemen haar Royfton-Crow, s t u k .
om dat zy veel voorkomt by Royfton, New- Bonté*
market, en elders in ’ t Land van K am b r id g e ,^ *
inzonderheid in de Winter. Dan openbaart zy
zig ook by ons het meefte, en wordt daarom
Winter-Kraay genoemd: want by Zomer onthoudt
zy zig indeBoffchen. De gewoone naam}
egter, in ’t Nederduitfch is Bonte-Kraay; hoewel
de Duitfchers haar ook Nabel-Kraee, dat is
Navel-Kraay , en Schild-Kraay heeten ; de
Schotten hooded óf gekapte Kraay, wegens de
zwarte kleur van den Kop. Van fommigen wordt
zy ook Zee-Kraay genoemd, omdatzy, zowel
als de Raaven, fomtyds aan den Oever op Wormen
en Schulpvisjes komt aazen.
Niet minder gemeen fchynt deeze Kraay te
zyn in Sweeden, alwaar men ze Krdka noemt,
volgens L inn-eüs , d ie ’t volgende van haard
Eigenfchappen aantekent (*). „ Zy onthoudt
„ zig in de Boflchen, gemeenlyk in -de Elze-
boomen; vliegende troepswyze, een Voor*
„ teken geevende van Onweer en Wind, in de
„ Landen die aan Zee leggen, ’t Getal haaref
j, Eijeren is vier. Z y ’eet de Krengen van vee-
,, lerley Dieren, doch ook lnfekten en Rup-
1 fen, zuiverende de Vleiden en Velden van
de
ft) F<wm& Suecica* loc« cit.
I . D e s i . IV. Stve. V 2