IR
Afdeel.
V.
Hoofdstuk.
IX.
Stridula,
jiras- Uil.
dit Geflagt. De Kop is donkerbruin, doch aap
de zyde met een kleine witte dreep. De Rug
en Vleugels zyn ook bruin, met witte Vlakken.
De Buik is wit, met bruine dwarsdree»
pen. De Staart heeft helder-bruine dreepen,
op een donkeren Grond. De Oogkringen zyn
Oranjekleur, gelyk ook de Bek: de Nagelen
zwartagtig aan de punten.
(9) Uil met een gladden Kop, het L y f Roejl-
kleurigi de derde Slagpen langer.
Deeze Uil voert, by de Schryvers in ’t algemeen
, den naam van Strix. Brisson houdt
hem voorden gemeenen Kat-Uil, in ’t Franfch
Cbatbuant genaamd, in ’t Engelfch bruine U il,
Leecb-Owl of Ivy-Owl, en , wegens zyn Ge-
fchreeuw, Scbreecb-Owl; gelyk wy hem, orn
die reden, Kras-Uil noemen. De Duitfchers
heeten hem, zegt h y , Kinder-Mekker , Brand-
Eule en Stock-Eule. Johns'j on geeft ’er een
Afbeelding van, onder den naam van Strix,
doch die van ’t Mannetje en W y fje , by Frisch ,
zyn veel naauwkeuriger, onder den naam van
Nottua major of groote Nagt-Uil.
Zyn grootte is omtrent als een Duif: de
langte veertien, de hoogte dertien Duimen,
De Wieken hebben twee Voeten en agt Duimen
(9) Strix Capite lsevi, Corpore ferrugineo, Remige
tertia longiore. F a u n . Juec. f f . Strix. Aldrov. O r n h h o l,
561. Tab. 563. Wil l . Ornith. 6j. R*J. A v . 25,
men vlugts. De eerde der Slagpennen is de
körtfte, de vierde de langde, en zyn als een A f d e e l ,
Zaag gebaard. Van boven is de kleur uit den
roden Roedkleurig, het midden der Vederen STVKii
zwartagtig; van onderen w it, met ros.Roed-
kleurig gemengeld, en met zwartagtige dfee-
pen overlangs en dwars gebandeerd; de Slagen
Staartpennen overdwars gedreept met bruin
en ros. De Oogkringen blaauwagtig: de Bek
geelagtig groen. Zodanig, immers, was de
kleur van eenen Kras-Uil, dien hy in het Kabinet
van Reaumur hadt. Deeze Uilen zyn in
de Boffchen van Europa gemeen.
(10) Uil met een gladden Kop, bet Ly f van
boven bruin met witte Vldkkert, de Staart- Kat-Uil
pennen wit gebandeerd.
rt Is niet te verwonderen, dat de Heer
Brisson deezen betrokken heeft tot de Steenuilen
, die de zevende Soort zyn van L inlleus ,
daar de Sweedfche Heer zelfs twyfelt, of hy
van die niet maar dóór Sexe of Ouderdom ver-
fchille. Deeze, zegt h y , vindt men tuflehen
Pitbow en Lulow , Steden van Wedrobotbnie.
Het Lyf is van boven bruin, met grootagtige
witte Vlakken befprenkeld; van onderen is de
geheele Vogel vuilwit, met bruine dreepen
over-
( t o j SiriX Capite lsevi, Corpore fupra fufco, albcr
snaculato; Redricibus fafciis albis. F*«». Suec. 52. Uiuia.
Gesn. A t . 773. Aldr. Ornith. Lib. VIII. Cap. 6.
Wil l . O rn . 68. Tab. i j . R a j- A t . 2 6 . N. 4.
t , Deel. ÏY, Sivjs, t