II. naar de Ouden niet gelyken,dan door den Bek,
Afdeel, Poocen en Klaauwen : zy hebben , naame-
Hoofd Iyk ’ noS maar de wortels der Vederen, trek*
stuk. kende naar het groen.
Iir; ( 3) Klaamyier met eene Wigvormige Staart,
Schat-* RuS §rys * de vier middelfie Staartpen-
Aakfter, nen van de zelfde kleur, den Bek Loodverwig.
Behalve den witten Klaauwier en den groo-
ten o f allergrootften, die zeer zeldzaam voorkomen,
is ’er een kleinere gemeene, waar aan de
Engelfchen den naam van Wood-Chat of Bofch-
Kat geeven , en dien de onzen Schat-Aakfier,
Hankwerk o f Vinkenbyttr noemen, zo men wil.
P e Latynfche o f liever .Griekfche Naam is Col-
lurio, de Italiaanfche, by Bononie, Biiferula. De
grootte is omtrent als die van onze eerde Soort.
D e kleur verlchilt in ’t Wyfje grootelyks van
die in ’t Mannetje. Dit laaide is van boven
driekleurig, van onderen wit met ros gemengd,
met een zwarte Streep door de Oogen, wedef-
z.yds: het Wyfje is van boven ros,-met bruin
overdwars gedreept: van onderen rosagtig vuilwit
j de Bord en Zyden met bruine Streepen
getekend. Wegens cleeze kleur van ’t laatft»
ge-
(? ) Lanius Cauda fubcuneiformi, Dorfo grifeo, Rec-
tricibus quatuor intermediis unicolorihus; Rnftro plum-
beo, Syfl. Nut. X. Ampelis Dorfo grifeo, macula ad O-
culos longirudinali. Faun. Suec. 180. T. 2. f 180. Lanius
rertius. Will. Órnith. 54. Raj. ^ty. 18. Alb. ^ > , 2. *
P' I4’ Pica media. Lanius inedius. Frisch.
T. 60, ■
gemelde, geeft ’er de Heer Brisson den naam
van Pie-griéche rouffe' aan.
Van deezen Vogel wordt gezegd, dat h y ,
gelyk de groote Klaauwier, zes Eijeren legt,
die wit zyn , doch aan het dompe end een
roodagtige Kring hebben. Zyn aart is even de
zelfde, in het eeten van ïnfekten en Vogeltjes,
met welke laatden hy fpeelt als een Kat
met den Muis; pikkende ’er het Brein .uit. Hy
hogdt zyn prooy in de eene P o o t , en eetze,
middelerwyl op den anderen ruftende , gelyk
de Roofvogelen meer doen. Verfchrikt zynde
fchreeuwt hy yzelyk, beweegt zyne Staart heen
en weer, en houdt ze opgéheven. De Bouwlanden
worden door hem van Muizen gezuiverd
, en hy zoekt ’er ook veel Torren en ander
Ongedierte uit. Het is hem onvèrfcbillig ,
o f hy op Diftelen o f Struiken zitten gaa, doch
^emeenlyk onthoudt hy zig in ’t Geboomte.
(4) Klaauwier, op den top' van ’t Hoofd zwar t ,
met een roodagtige Streep overlangs.
Men vindt deezen door Catesby , die ’er een
naauwkeurige Afbeelding van g eeft, de Vliegenvanger
met een rooden ■ Krans geheten , en
hy zegt, dat de Engelfchen hem Tyrant noemen
, dat zo veel zegt als Tyran. F risch
geeft
(4) Lanius’ Vertice nigro: Striè longitudinali fu]ya.
Sy[r. Nat. X. Mufcicapa corona rubrü, C acesb. Cur. 1.
p. f f . T. j f . Pica Amencana criftata. F risch. ^Ay. 4,
J . 62. .
VI.
Hoofd.»
STUK.
IV.
Tyrunnu%.
Tyran.