V.
Hoofdstuk.
vers, onder den naam van Noctua minor en minima
voorgefleld. B risson noemt h-’m, in ’t
Franfch, la petile Cbouette of la Cbevecbé. E d-
wards heeft ’er, onder den naam van little
Owl, een fraaije Afbeelding van gegeven, en
F risch een zeer naauwkeurige, onder den ty-
tel van NoEtua minima Jive Funerea , dat is, al-
lerkleinfte o f Lyk-Uil. K l e in noemt deezen
NoEtua parva, aucupdria; omdat men ’er gebruik
van maakt tot het vangen van klein Gevogelte
, gelyk Moflchen en dergelyken; waar
op ook de toenaam van PaJJerina fluit.
De grootte is omtrent als een Merel o f zwar*
te Lyfter, zegt L inn^eus. Het L y f van boven
geheel Afchgraauw bruin , met witagtige
flippen, van onderen t’eenemaal witagtig, met
langwerpige bruine Vlakken. De Wieken van onderen
met witte Vlakken, op v y f ryën gefchikt,
waar van de buuenften de kleinften zyn. De
Dekvederen der Wieken, zo boven als onder
wit, en van buiten op de Wieken witagtige
flippen, in v y f o f zes ryën. De Staart heeft
vier witte dwarsflfeepen. De Kop is met een
menigte witte flippen getekend, aan de zyden
wit. De Bek geel met zwarte Hairtjes. Dë
Pooten witagtig, van onderen geel, met zwarte
Nagelen.
L innjeus zegt, dat dit Kat-Uiltje in holle
Boómen huisveft, maar Br is so n , die ’er een in
’t Kabinet van R eaumur hadt, fchryft ’er oude
Gebouwen tot eene woonplaats aan toe.
Bier
Hierom heb ik het liever klein Kat-Uiltje dan j j . ,
Steen-Uiltje geheten, als welke benaaming met Afdeel»-*
het zeggen van den eerftgemelden, die het ze- _ ’
■ . . Hoofd- -
kerlyk in Sweeden waargenomen heeft, weinig STuki x •
ftrooken zoude*
De Heer Brisson befchryft, behalve de ge- Aintrikaafl-
melde Kanadafche, nog drie vreemde Nagt-Ui-
len uit Zuid-Amerika, die altemaal ongehoornd
zyn. Twee derzelven, uit Mexiko, waar vad
de eene aldaar Cbicbictli, de andere Tolcbiqua-
tli genoemd wordt, hebben, in ’t aanzien, doof
de dikheid hunner Vederen, omtrent de groot»
te van een Hoen. De kleur is uit zwart, wit*
geel en ros, gemengeld, De andere, die, volgens
Feuillee, te Coqnimbo gevonden wordt,
zweemt naar onzen grooten Nagt-Uil, doch het
L y f is grys-vaal, met witte Vlakken gefpren-
keld, de Buik en Staart vuil wit. Men vindt
deezen van Klein genaamd Konyn-Uil, welken
naam die Pater ’er aan gegeven hadt, om dat hy
zig verbeeldde, dat dezelve Holen in het Aard-
ryk maakte, als de Konynen; hebbende’erzulk
een, by Coquimbo in Chili, gevangen in de ingang
van een Gat; ’t welk zo diep was, dat
hy ’er geen Grond van peilen konde. Dit worde
egter, met reden, als een zeer nietig bewys aan-
gemprkt.
Het Vleefch van deezen U il, zegt F euillee, Gebruik fö
.fmaakte den Matroos, die den Vogel op-at, Geneese
e r lekker, zo hy my verzekerde (*). Ik weet kuurfe'
... _ . . mee
{*) Oèfiryat. Phffiques. pag.562.Edit.de 1714,
I, Dsw, IV Stuk, O