n. Afdeel.
III.
Hoofdstuk.
hadt den Bek van een Gier,en onder aan den Strot
witte Vederen, die h y , vergramd zynde, neder-
liet tot aan de Klaauwen der Pooten. De Wieken
en Staart waren van onderen met wit en
zwart geftippeld, van kleur als een Tygèrhuid.
Hy zat met het ly f regt op, en zette de Vederen
van zyn agterhoofd veeltyds over end, in
de gedaante van sen Kroon. Men verhaalde
hem, dat deeze Vogel, vergramd zynde, met
éénen flag de Herfenpan van een Menfch kon
klooven.
De TxqmuthlivanHernandez wordt, door
den Heer Brisson, by de Arenden geplaatft,
onder den naam van Brafiliaanfebe Kuif-Arend,
dien de Engelfchen, zo hy zegt, Arend van O.
roTwko heeten, en de Braüliaanen Urutaurana,
volgens Marcgraaf. Hy zoude in grootte
den Arend evenaaren, hebbende twee zwarte
Pluimen op ’t hoofd, omtrent twee Duimen
lang, benevens twee kleinen aan ieder zyd e ,
die met elkander zyne Kroon o f Kuif uitmaaken.
De Vlerken ftrekken zig niet veel verder
uit dan de Staart. De Oogen zyn zwart; en
ftaan in kringen van Vuurloeur. De Bek is
zwart, de Pooten g e e l, de Nagelen bruin.
m.
Papa.
Koning der
Wouwouweru
(3) Gier met Vleefchheuveltjes aan de Neusgaten,
den top van ’tHoofd en denHals ongevederd.
Dee«
P). XXIX.
I. (}) Vultur Naribus Carunculatis , Vertice, Colloque
denudatis Syji. Nat. X. Vultur élégant. Euw. _A y . Tab.
2. Vultur. A lbin , Tab.
Deeze Vogel voert, by uitftekendheid, den
naam van Koning der Wouvoouwen, en het W y f-
je wordt, van fbmmigen, Regina Aurarum geheten,
gelyk de volgende Gier den naam van
Aura voert. De Mexikaanen noemen hem
Cozquaubtli o f Cozcacoauhtli: het is by Klein de
Momik-Gier en by Albin de Indiaanfche, Ed-
wards heeft ’er eene Afbeelding van gegeven,
welke zeer naauwkeurig is , doch ik heb die van
den Heer Brisson doen volgen; zynde deeze
Vogel, gelyk alle anderen van den Rang der
Koofvogelen, hier gebragt op een vierde van
de natuurlyke hoogte, langte en breedte.
De befchry ving van den laatftgemelden Heer
is , zo wel als de Figuur, opgemaakt naar een
Vogel, die yan Caijenne werdt overgebragt in
’s Konings Kabinet. Hy heeft nagenoeg de
grootte van een Kalkoenfe Hen. De langte is ,
van het end des Beks tot aan het uiterfte van
de Staart, tgwee Voeten en drie Duimen, en
tot aan het end der Nagelen, twee Voeten,
twee en een halve Duim. De Bek is één en
en drie vierde Duim lang: de Staart zeven
Duimen negen Liniën: de Poot drie en een
halve Duim. De twee zydelingfche Voorvingeren
zyn veel korter dan de middelfte ,
die lang is drie Duimen en vier Liniën, en de
Agtervinger is ook kort. De Vlerken, tegen
*t L y f aangevoegd zynde, raaken het niterfte
van de Staart. De Kop en ’t bovenfte van
den Hals zyn bekleed met een kaale Huid,
l.Düu, IV. SrVK. die
II.
Afdeel,
III,
Hoofdstuk:.