66 R a n g s c h i k k i n g
II. derzelver Afbeeldingen gekopieerd , maar de-
Afdesl. zeiven zodanig veranderd, dat zy veelal onken-
II. Hoofd- baar Zyn.
stuk. Eindelyk kwam R ay of R aJ üs voor den dag ,
R av or
R a jo -c. dien men als den eerften opregter van een ge*
regeld Stelzel der Vogelkunde mag aanmerken*
Door hem werdt het W erk van W illoughby in
\ licht gegeven. Hy heeft de Vogelen in een
nieuwe orde gefchikt en Kenmerken vaftgefteld,
die tot onderfcheiding derzelven bekwaam zyn.
Ook zyn de befchry vingen, welken deeze Heer
geeft van Vogelen , door hem gezien , zeer
uitgebreid, maar de Afbeeldingen, in zyn beknopt
Samenftel ( * ) , byna altemaal ontleend
van de Ouden, beantwoorden niet aan derzelver
naauwkeürigheid.
B arrere . Op ’t voorbeeld van een zo gofcden Leidsman
zou men fcbynen niet dan te moeten vorderen
in ’t zelfde Voctfpoor, doch de Heer B arr
e r e heeft ons in zyne Vogelkunde, in den jaa-
re 1745 uitgegeven, aangetoond, dat men weder
te rug kon gaan. Dit Werk munt in flegc-
heid uit; de Waarnecmingen zyn doorgaans
valfch en de fchikkingen belachelyk. Men
vindt, in zyne Methode, den Trapgans ge-
plaatft ruflfchen de Zwaluw en een dergelyk
klein Vogeltje : den Paradys-Vogel tuffchen de
Kafuaris en Vogelftruis ; even als men , een
Kabinet verzamelende van Vogelen , de kleinen
(*) SjnofJts Methodica
' ÓER V O C fc L È n. êï
ten tufichen de grooten fchikt, om ruimte te jt
befpaaren. Enz. AfdeëL»
Eenige Jaaren te voöfen hadt de Sweedfchë ILHoofd-
Hoogleeraar L innaeüs zyn Samenftel der Na- STU *
tuur in t licht gegeven, waar van ik reeds om- ea Mo££i.
ftandig heb gefproken (*). Voorts kwam, in-Rils'a‘
den jaare 1752, de Vogelkunde van den Heer
Moehring u it, die ten opzigt van de Kenmerken
der Geflagten , zo de Heer Brissoï*
aanmerkt, gantfeh onnaaüwkeurig is, als zyndö
uit de onvolkomene Befchry vingen der Autheureü
opgemaakt. Hier van, egter, moet men uitzonde*
ren, het gene hy zelf waargenomen heeft, dat
taamelyk voldoet. Het geheele Heir def
Vogelen wordt door hem verdeeld in Vief
Benden, van Vliespooten, Velpooten, Kort*
vlerken en Waterminnaaren; waar van hy dè
laatften onderdeelt in Tand- en Breed- o f Plat*
en Eng-bekken, Duikers en Sneppen ( f) .
Twee Jaaren, voor dat het Werk van'MoËH- Sartïëhftëi
ring in ’c licht kwam, hadt de Heer Klein zyn v2n KitEiiti
Voorlooper van de Hiftorie der Vogelen (§) uitgegeven
, die hy, gelyk de Viervoetige Dieren
, in Fdmiliën ö f Gezinnen verdeelt, doch,
door de eenvoudigheid der Kenmerken, in byfterë
( * ) Zie het l.Stuk cleezer Nat. Ètiftorii , bladz, 104.
enz.
(f) Zie het I.Deil der Uitgezegtt Verhandelingen, bldd&
59!. En het Wfcrk genaamd Ceflachten dtr Vogelen, vet*
taald door C. Noziman en mei AamekëninesD veria*«*
derd door A Vosmaar. Amllerd.
(§) Hifleriê Pradronms, LubtCdt i f jö
1. DE». IV. Stve. Ë 1