ixi.
Hoofdstuk.
« Eigen-
fcljappen-
4x6
zegt men , nagebootfb, met Epopoe, popópd$
popos, lo , 10 , ito, ito 5 ito , ito*
De Hoppe , zegt Schwenkfeld , is een mor-
fige Vogel, en van een droefgeeftig Temperament:
hy kielt de ontoeganglykfte plaats der
Boffchen tot zyne wooning uit; en fchynt iets
te hebben van den aart der Uilen , die fchuuW
zyn voor hunne mede-Vogelen. Hy maakt zyn
Neft van Drek en Vuiligheid in holle Boomen, als
o f hy door den flank de Menfchen wilde affchrik-
ken van ’t zelve te naderen. Ik heb hier (zegt hy)
ze lf de Ondervinding van gehad , nog een Kind
zyn de; want, op zekeren dag zyn Neft vindende
in een holle Eikeboom, en ’er de Jongen
uit willende haaien, bezoedelde ik myne Handen
met Vuiligheid en Stank. Deeze Vogels
zoeken de Wormen in de Mefthoopen tot hun
Voedzel: zy eeten ook Torren, Rupfen en ander
Ongedierte, ’s Winters neemen zy hunne Ruft-
plaats in holle Boomen , en flaapen, tot datzy ’er
in de Lente weder uit te voorfchyn komen : zy
veranderen van kleur , en zelfs van Soort, zo wel
des Zomers als des Winters: men zegt dat de
Jongen hunne Ouders, als die oud geworden
zyn, onder hunne Vlerken verwarmen , en dat zy
dezelven in de Oogen blaazen, tot herftellinge
van het Gezigt.
Dit laatfte ruikt, inderdaad, zeer fabuleus.
Frisch ze gt, dat men den Hoppe wel plaat-
zen zou kunnen in ’t Geflagt der Sneppen, we-*
gens zyn langen Bek, en noemen hem Boomfnep;
dat
dat hy den geheelen Zomer Infekten zoekt, in IL
allerley Soort van Menfchen- en Beeften-Drek, A™JjEL'
en dat deswegens de Duitfchers hem noemen g | | | |
Stront- of Stinkhaan. Hy voegt ’er by , dat, stuk.
gelyk deeze Vogel zyn Neft in holle Boomen
maakt , als de Spechten, hy ook zig valt kan
houden aan de Schors , en loopen ’er rondom
heen; dat hy de Mieren-Nelten opzoekt, om
’er de Eijeren uit te haaien met zyn langen
Bek •■ dat hy de eenzaame plaatfen bemint, t
welk de reden i s , dat zyn Neft zo zelden
wordt gevonden, en dat, wanneer men het al
vindt, niemand hetzelve zou durven naderen,
wegens den Stank en den afkeer, dien men
derhalve van de Jongen heeft.
Eigentlyk gefproken maakt deeze Vogel geen
Neft : hy legt zyne Eijeren flegts neer in een
hoop Vuiligheid, en de Stank is hem, zo wel
als de Jongen, eigen. L innasus zegt, dat het
Wyfje in holle Boomen twee Eijeren legt, die
Afchgraauw z y n ; maar anderen merken aan,
dat het getal derzelven ten minfte vier i s , die
langwerpig zyn, en klein naar t Lighaam van
den Hoppe. Sommigen vergelyken die by de
Eijeren van Patryzen, uitgenomen dat zy kleiner,
harder, en niet zo mooy zyn.
Eenigen vergelyken deezen Vogel, in groot- Geltalte.
te , by een Lyfter, anderen by een Kievit.
Brisson zegt, dat hy nagenoeg overeenkomt
met een Merel, hebbende den Bek ruim twee
Duimen, cje Staart omtrent vier Duimen , en
LDeel. IV. Stuk. E>d ^ec