II. ranjekleurige Vederen, die zig van dc Rugzy-
Afdeel, dewaards uitdrekten. Aan de Keel was hy wit-
, y* agtig en verder langs de Bord ligt AfchgraauWj
mee zwarte Streepen, en hier en daar eenigen
weerfchyn van helder bruin, meed naar de Zy-
den toe. Aan den Hals hadt hy zwarte Vlakken
op een roodagtigen Grond. De Vederen
der Poöten waren, tot aan de Klaauwen toe,
wicagtig o f bleek Afchgraauw.
Zodanig een Hoorn-Üil, naaf welken de Afbeelding
gemaakt is , heeft de Heer E dwards*
zó hy getuigt, levendig gezien in het Park van
den Graaf van Burlington ,'te Chifwick, by Londen
; zynde uit VirgiDie derwaards overgebragt.
Een dergelyken hadt hy gedroogd gekreegen
van de Hudfons-Baay. Ook verbeeldt de Heef
B risson zig , dat de gekroonde Kat-Uil, die in
de Reisbefchryving naar de gedagte Baay voorkomt
, en ’er zeer wel afgebeèld is ( * ) , de
zelfde als deeze Virginifche zy. O f die van
Catesby in kleinte daar van verfchille , zou
ik niet durven verzekeren.
IV. ( 4) Uil met Ooren aan den Kóp, die uit zes
Otus. Pluimen betiaan.
Rans-Uil.
Van de Schuifüiten gaa ik over tot een andere
(*j Veyafr de la B. de Huis. Tom. I. pag. fy. PI. 24
(4) StrixCapite auticulato permis fenis. Faun. Suec. 47.
Otus fi»e Afio. Brll. ^4 v. 2f. 6. Ai.v>ROv.0 rnitb.Libr.
8. Cap. 3. Will. Ornitb. 64. T. 12. R aj. .Ay. 2f.
FAisch. Tab. 99. Alüin, *4 y. II- Tab- io .
re Soort van Uilen, die niet alleen door hunne
kleinte veel daar van verfchillen, maar bovendien
ook niet eigentlyk Hoorn-Üilen genoemd
kunnen worden. Immers de Vederbosjes, die
Voor op hunnen Kop uitfleeken, zweemen veel
meer naar Ooren dan naar Hoornen, en daarom
worden zy van de Duitfchers Oor.Uilen, doch
ook wel Rantz-Eulen geheten. De Griekfche
Naam, Otus, fchynt dit zelfde te betekenen,
en de Latynfche Afio, dien de Ouden op dee-
zen toegepad hebben, geeft ‘er ook aanleiding
toe. Sommigen hebben ‘er den naam van La-
gotia aan gegeven , als of hy Haazen-Ooren
had. Ik geef ’er den naam van Rans- Uil aan.
In dikte fchynt deeze Vogel een Kraay te e-
venaaren, daar hy weezentlyk niet grooter is
dan een Aakder. Zyne langte is dertien en een
half, de hoogte ruim elf Duimen. en de Wieken
hebben omtrent drie Voeten vlugts. Van
boven is de kleur, fierlyk, uit bruin, rosagtig
en wit gemengeld: van onderen is zyn L y f gedekt
met Vederen , die aan den wortel rosagtig
, aan den top wit-agtig, en, zo overlangs als
dwars, gedreept zyn met bruin. De vier bultende
Staartpennen zyn rosagtig mer bruine
dwarsdreepen. De zes Pluimen, die de Ooren
maaken, zyn in ’t midden overlangs bruin,
aan de buitenkant rosagtig, aan de binnenkant
wit met bruine Vlakken. De Veders, aan den
wortel van den Bek en om de Oogen, zyn niet
1, Oim, IV. Sl¥K» gO*
ÏI.
AfdeeL.
V.
Hoofd*
STUK.