ng4 B E S C H R t V l M G
tj Lichaam zyn. Ieder tak van het Tongebeen
A fdeel, beftaat uit twee Beenige vezelen, van ongely-
XVII. ke langte, end aan end te famengevoegd. De
t5ooElD‘ voorfte Vezel is maar anderhalf Duim lang; de
STUk’ agterfte, die aan Bouelli is onbekend geweeft,
heeft eene langte van v y f Duimen o f daar omtrent,
zynde vereenigd met een klein Kraakbeen,
daar zy mede eindigt. Ieder tak van het Ton-
gebecn is , derhalve, driemaal zo lang als het
hghaam van dit Been en de Tong te famen.
De takken zyn boogswyze gekromd , en bevatten
tuflchen zig den Hals. Hunne voorfte enden
saan onder den Bek heen, in het lighaam
van het Tongebeen uitloopende; de agterfte enden
zyn over den Kop omgeboogen en gaan ter
regter zyde in de Neus: maar ’t isopmerkclyk,
dat zy daar niet gewricht zyn ; ’t welk veel
doet tot het uitkomen van de T o n g , gelyk in
’t vervólg zal blyken.
Hoornagti. Het Tongebeen, en de voorfte Vezel van desge
Scheede. zejpg takken, zyn beflooten in eene Scheede »
gemaakt van het Vlies, dat de Onderkaak inwendig
bekleedt. Het end van deeze Seheede
vereenigt zig aan ’ t begin van het Hooragtig
bekleedzel der Tonge. Deeze Scheede rekt zig
uit, als de Tong uitgeftoken wordt, en krimpt
in als dezelve wordt ingehaald. Het Huisje,
dat het kleine Beentje van de Tong mede bekleedt,
is van boven rond, van onderen plat,
van binnen h o l; wederzyds gewapend met zes
kleine, zeer fyne puntjes, die döorfchynende
en
t a 'onbuigzaam zyn , bet end een weinig naar de ' f t '
Keel gekeerd. Men kan naauwlyks twyfelen, X „ ‘
of dit Hoorntje, met deeze kleine puntjes ge HoOFDi
vvapend, zal het Werktuig z yn , waarvan de s t u k :
Specht zig bedient, tot het naar zig haaien van
zyne prooy; *c welk hy met te meer gemak doet;
aangezien dit Werktuig altoos beftreeken is met
eene Lymige Stoffe , die uitgeftort wordt in
het end van de Onderkaak door twee Uitwerp-
buisjes, af komende van twee Klieren, aan de
binnenzyde van dit Deel geplaatft.
Om zig van dit Werktuig te bedienen, heeft e e d « t t
de Natuur aan den -Specht verfcheide Spieren
gegeven, waar van eenigen behooren tot de
takken van het Tongebeen en deeze haaien de '
Tong uit den B ek; anderen behooren tot de
Scheede, die het lighaam van het Tongebeen
en de voorfte Vezelen van zyne takken bevat:
deeze trekken de Tong in den Bek terug. Ein-
delyk heeft ook de Tong haar eigen Spieren;
die dezelve om hoog, om laag en wederzyds;
beweegen.
Ieder tak van het Tongebeen heeft maar 6é-
ne Spier, die haaren oorfprong neemt van het
voorfte binnenzydelingfe deel van de Onderkaak;
en agterwaards gaande, door het Hoofd heen;
met zyne wedergaa wordt famengevoegd doof
middel van twee Veerkragtigc Banden , die een
derden famenftellen , welke deeze Spieren
hegt aan het Vlies van de Neus. Deeze Spieren
befluiten in z ig , als in een Kanaal o f Geut;
l, DiLKi, IV. Stuk, $ &