VIL
Hoofdstuk.
x x v i i i .
Taradiji,
Geele Pap
pegaay.
Ik zou deezen ook de groene o f groen-geele
Pappegaay kunnen noemen, o f, mee de Ouden,
de zwart-gebekte groene, o f , met E dwards, de
groote groene uit Wejiindie; doch ik heb beter
geoordeeld den naam te gebruiken , dien ’er de
Heer B risson aan ge e ft, waar door de gedaante
beft wordt uitgedrukt. Hy is zeer gemeen,
en de kleur, voornaamelyk uit groen en geel
gemengeld, is zeer aangenaam voor ’t oog ;
hoewel op ver na niet zo fierlyk gefchakeerd,
als die der Lory’s o f Parkieten. Men brengt
hem, uit het Land der Amazoonen en Brafil,
in Europa over. T e Londen zyn deeze Pappe-
gaaijen vry gemeen, doch een weinig in kleur
verfchillende , zo E dwards aancekent , die
meent, dat het geel in de Mannetjes meeft de
overhand hebbe.
(28) Pappegaay met een korte Staart, geel van
kleur, den hoek des Buiks, en de Staartpen-
nen aan den wortel, rood.
De Befchryving van deezen is, genomen uit
het Werk van C atesby , die ’er een naauwkeu-
rige Afbeelding van geeft. Beowne noemt hem,
in de Natuurlyke Hiftorie van Jamaika, kleiner
dan middelbaare Pappegaay, de Borjl en Buik
roodagtig gemengeld, de top van ’t Hoofd wit
B ristacus
viridis, Capite luteo.Fronte coeruleü. Frisch.
4> T- 47?
(28) Pfittacusbraehyurus luteus.angulo AbdominisR.ee-
iricibufque bafi rubris. dyfl. Nat. X. Pfittacus Paradij
ex Cuba. Catxsb. Car. i.p . xo. T. 10.
gatssoN noemt hem geele van Kuba, op welk
Eiland hy gevonden wordt. Afdeel.
Hy is een weinig kleiner dan de Guineefche
gryze Pappegaay. De kleur is geel, zynde bo- STUK.
ven op ’t L y f de Vederen aan de tippen rood
gerand: de Keel, Borft en Buik hoogrood; de
groote Slagpennen wit, dezydelingfeStaartpen-
nen de onderfte helft rood, gelyk ook de Oog.
kringen: de Wangen, Bek en Klaauwen wit.
(29) Pappegaay met een korte Staart, groen x x ix ,
van kleur , het Voorhoofd purperagtig , de
Wenkbraauwen en Keel blaauw , de Rug uiaauwkop.
bloedrood.
Deeze, die in de Indiën woont en de grootte
vaneen Duif heeft, zo L innjeus getuigt, fchynt
eenigermaate te gelyken naar den genen, welken
E dwards noemt blaauwkoppige Parkiet (*),
en welken Brisson onder den naam van Indiaan-
febe Blaauwkop befchryft. Immers dezelve is
ook groen, met een hemelfchblaauwe Kop en
Keel: doch heeft een geele Vlak op de Wieken
en de St.aartpennen van onderen donker geel.
Ook wórdt van de bloedroode kleur op de Rug,
en de purperagtige aan’t Voorhoofd , in deeze
geen melding gemaakt. De grootte is als een
Duif en de Woonplaats in de Indiën.
(30)
(29) Pfittacus braehyurus »iridis, Fronte purpurafcen-
cente , Superciliis GuUque coeruleis, Dorfo fanguineo.
Syfi. Nat. X.
(*) Blue*headed Parrakeet. PI. «92-
I. Dëkl, IV. $twk. R 5