IL
Afdeel.
V.
Hoofd.
STUK.
Grajuwe
Trm Kanada.
VL XXXII.
ook uit de Afbeelding van den Amerikaanfchen
Schuifuit, welken E dwards op de voorgaande
Plaat geeft, klaar blykt, dat deeze een weinig
kleinder zy. Ook zegt E dwards, dat hy
naby de grootften komt van dit Geflagt. L in -
n^eus , die deezen aanmerkt den zelfden te
zyn als de groote witte Laplandfche U il, die
in de Bergen aldaar byna ongevlakt of fpierwit
gevonden wordt; zegt, dat hy de dubbele groote
heeft van een Haan. Zulk een was door
hem gevonden op de Hofftede van den Raadsheer
en Graaf K roonstad , zynde wel wit, doch
hier en daar met bruine ftreepen en flippen
getekend.
Die van de Hudfons-Baay is een ongemeen
.fchoone V o g e l, door zyne Sneeuw-witheid,
zynde egter hier en daar, doch inzonderheid op
de Vlerken , met zwarte of bruine Vlakken
getekend. Hy heeft, naar evenredigheid van
het Lighaam, den Kop zo groot niet als de ander
Uilen, doch rond van boven. De Oogen
hebben helder geele Kringen, omringd met
cirkels van ftyve witte Hairen, die den gehee-
len Bek byna bedekken, ’t Schynt , dat hy
alleenlyk een Inwooner van de Noordelyke
deelen des Aardkloots z y , wordende ook op
Ysland gevonden, en in Sweeden, alwaar ook
de gemelde witte Patryzen overvloedig zyn,
Harfang genoemd.
Hier geef ik de Afbeelding van een graau>
wen Uil van Kanada, die ongelyk kleiner is,
zynde
zynde door den Heer B risson uit het Kabinet
van R ea um u r , aan wien dezelve door den
Heer G autIer gezonden was, in Plaat ge-
bragt. Hy heeft, zegt B risson , byna de
grootte van onzen Kras-Uil, die flraks zal volgen.
De langte is dertien, de hoogte tien
Duimen. De Kop is plat, van boven zwartag-
t ig , gelyk ook de Nek; op de Rug en Vlerken
is de kleur bruin, met witte Vlakken gefpren-
keld; wit van onderen , met bruine dwars-
ftreepen op de Borft en donker roode aan den
Buik en Pooten, welker Klaauwen met vuilwitte
Pluimen, ten ende toe bekleed zyn. De Bek
is witagtig, de Nagelen grys.
De Heer E dwards beeldt ons nog een zonderlingen
Uil af van de Hudfons-Baay, dien hy
de kleine Sperwer-Uil noemt, om dar dezelve
de grootte van een Sperwer heeft, en, op ge-
lyke manier als die, Jagt maakt op taamelyk
groot Gevogelte, inzonderheid witte Patryzen,
gelyk de groote witte Uil. Deeze is zelfs zo
ftout, dat hy digt by een Vogelaar, die niet
zyn Snaphaan uitgaat, te loeren zit; maaken-
de zig fomtyds van den gefchooten Vogel meester,
eer dat de Man ’er by kan komen. Hier
uit is dan blykbaar, dat deeze ook op klaaren
Dag zyn prooy belaagt, tegen den aart der
meefte Uilen. De Amerikaanen, by de Hudfons-
Baay , noemen hem Coparacoch.
Zyn Wieken en Staart zyn , naar evenredigheid
van het L y f , langer dan in anderen van
I. Deke. IV. Stuk. dit
V.
Hoofdstuk.
Sperwer-
Uil.