O P D R A G Tgeene
geringe belooning van den arheyd, fmSaken, en hetbeftier
aan UW E R W E L E D E L E G R O O T A C H T B A A R H E D E N
zorg voor een gedeelte is toevertrouwd.
’tlsw a ar ,^ / i is, gelyk de zelfde gedenkftukken getuygen, niet door
menfchlykemiddelen, moar: van den Heere gefchied; en uwe hapd, Heere,
roepenze uyt , heeft dtt uytgewerkt, ene\dsei$,’t gene wy zyn,zyn wy door
de genade des Heeren. Maar ’t is ook de zelfde band, die zoo overwon-
derbaar een werk gewrocht hebbende het zelve, zal het beftandigblyven,
nog geftaadig raoet in weezen houden j waarom myne zielzuchten t’haar-
waart tot beftuyt alhier gericht z y n ; ten eynde zymst den invloed van haaren
Geeft en den rykdom haarer genaadegaaven U W E W E L E D E L E
G R O O T A C H T B A A R E perfoonen en toevertrouwde regeering
onderfteuneen bekroone, uwe heylzaame raadflagen en beftuyten ten
meeften voordeele en welftand'uwer Bürgeren laate gedyen ; de noo-
dige eenigheyd, het zy in uwe byzondere, het zy in ’s Lands Algeniee-
ne vergaderingen inftorte j de liefde en achting uwer Bürgeren, zoo
t’uwaartals onderling doe aanhouden entoeneemenj den Koophandel
bloeijen, deNeering vermeerderen, en door die beyde de vruchten van
beyde, naamelyk het heyl en de welvaart uwer Stad dagelyks meer en meer
aangroeijen en vergrooten. Dit is de hoope, dit is de wenfch en zal fteeds
zyn de hartgrondige beede van,
W E L E D E L E G R O O T A C H T B A A R E H E E R E N ,
yOWER IV E L E T tE L E GROOT ACHTE A A R H E ‘D E N
Z c e r gehoorzaamen en onderdaanigcn
dicnaar en inboorling
G E R A R D V A N L O O N .
Dandu-
.liotb.
Numilma-
VO O R B E R ICHT .
[Eirmids het niet als omtrent den aänvang der ( i) zef- (oar.
tiende eeuwe geweeft is , dat men met het opftygen “ jfBpls.
der geleerdheyd ook over de naagelaatene penningen
der ouden heeft begonnen te fchryven, zoo is’t ook
niet zonder reden dat iemand, ziende het groot gc-
tal ( i) van boeken, die in allerhande landen cntaa-
len over deeze doorluchtige ftoffe zyn gefchreeven en in het licht gegeeven,
door verwondering raoet verbaafd ftaan. Niemand echter beeide
zieh in , dat een zoo veelraaals verhandeld voorwerp daarom is uyt-
geput , want des zelfs vcld is van eene ongemeete uytgeftrektheyd;
zulks’er altyd oneyndige zaaken van de uyterfte aangelegenheyd zullen
verhoolen ten minfte twyfelachtig blyven, wat moeite ’er ook door de
gelleepenfte verftanden werde aangewend om die te ontdekken. Dit
weetenze, dit bekennen ze allen, die ooit de oude penningen behandeld
hebben, ja betuygen als met eenparige ftemme hoe het te wenfchen
waare, dat de ouden zelfs hunne penningen befchreeven, cnhenaldus
van eenen zoo zwaarwigtigen arbeyd ontlaft hadden; waar van ze al-
thans noch eynde noch uytkomft ziende, dus voor altyd van hetbejaa-
gen der volkomenheyd wanhoopen. Dan op den zeifden tyd, dat vee-
len in het befchryven (3) van de Schoenen, Hoozen (4), Bellen (5),
Ringen (6 ) , Tafelbedden ( 7 ) , G la z e n (8 ) , en anderekleynigheden der HeSo-
ouden zieh tot zweetens toe affloovende hun uyterfte beft doen, om in Wht
die zwaare en algemeene fchipbreuk der verduyfterde oudheyd de voor- f eSm.
körnende brokken en her- en derwaart vlottende overblyflels der zelve op TMinatgilnuns'ad-i:
te viften, om dus nog iet van zoo dierbaaren fchat ten gemeene nutte
te behouden, komen ze den zelfdeü misflag te begaan, met zieh ge- Zldclnnulis.
heel aan die uytheemfche zinlykheden over te geeven, terwyl ze die van
hun eygen Vaderland, welke hen de naafte z y n , als onnut en hen ^
niet aangaande verwaarloozen. Eene vreemde verkeerdheyd voorwaer,
en wegens welk o f wiergelyk gedrag Melis Stoke al in zynen ty d , dat
is in ’t laatfte der twaalfde (9) eeuwe, klaagende zieh op deeze ( to ) wy- madc in
iyncnOpze
liet hooren:
ius de
Tridinio.
(8) Ant.
Ncrus de
Arte Vi-
traria &c.
fFant het d'm& m wefen fchande,
Dat die Liede van den Lande
Anders
dragt
Melis Stoke
fol. a.
(10) Melis
Stoke Op-
dragt aan
GraafFlo-
rensV.
i'.iS.cr.i.
i f