I Hiti
iifH
ook vry vroeger gedrukt z y n , noch de namen van de dagelyks in dc
vcrgadering verfcheene Leden a an 't hoofd van elken d a g , noch ook
de getallen op de gedrukte bladzyden in goede orde jaarlyks gefteld
geworden. Zulks niemand zieh verwondere dat die door my voor dien
tyd ftip niet uytgedrukt z y n ; veel min dat ik tot beveftiging van
vroegere zaaken zoo nu zoo dan laatere Staatsbefluyten tot bewys heb
bygebragr, dewyl het niet zelden gebeurt, dat in de laatere befliiyten,
by wyze van verhaal, de vroegere zaaken fomtyds klaarder, fomtyds
omftandiger en wydloopiger vermeld ftaan.
Op deeze wyzc nu zyn door my de Nederlandfche Hiftoripenningen
befchreeven, welke door de Liefhebbers met de naamen van G e-
DENKPENNINGEN , L e g p e n n i n g e n en N o o d m ü n t e n niet
t’onrecht onderfcheyden worden. Want het onderlinge verfchil is
zoo gro ot, en het gebruyk, waartoe iedere foort gemunt i s , elkander
zoodaanig ongelyk, dat ik my verpligt achte den Leezer vooraf daarvan
omftandig te moeten onderrichten, en van de eerfte foort, te wee-
ten de G e d e n k p e n n i n g e n een begin maaken.
Deeze ftreelen wel meeft het o o g , zoo door hunne grootheyd als
de pracht en deftigheyd hunner verbeeldingen, en andere bevallighe-
d en ; als zynde tot geen ander eynde i n ’t lich t gegeeven, als om op
cene klaare en grootfche doch beknopte wyze de gedachtenis der voorgevallene
zaaken, o f der perfoonen tot wier eer zy gemunt z y n , aan
de naakomelingen achter te laaten. Des zouden deeze aan de
S t r o o i p e n n INGEN [Mijßlia) der Romeynen in alles gelyk z y n ,
indien ze ook alle niet als onder het gezag der hooge Overigheyd gemunt
waaren. En aloffchoon de meeften der zelve door de zinlykheyd
der byzondere konftenaaren federt omtrent driehonderd jaaren , dat
men ze heeft begonnen in’t licht te geeven, alleen gemaakt z ijn , zoo
dunkt my echter dat ze daarom niet behooren verworpen te worden.
W an t het is op deeze dat men de geboorte, dood, en huuwelijken der
Vorften aangetekend , de z e e -en veldflagen vertoond, het fluyten der
Vreedeverbonden verbeeld , het ftichten van gebouwen en hooge
fchoolen gemeld , en duyzenderhande andere gedenk- en weetens-
waardige zaaken op eene zoo aangenaame wijze vereeuwigd vindc,
dat door der zelver zinrijken inhoud niet min het verftand d oor’t iee-
zen vermaakt, als het oog d o o r ’t befchouwen verluftigd w o rd t: te
meer, dewijl den zelven (als reeds gezegd is) met recht geen minder
g e lo o f
g e lo o f dan den hiftorifchryveren, die ten tyde der verhaalde zaakeii
en voorvallen geleefd en gefchreeven hebben, toekomt. Wel is waat
dat’er eenige, doch zeer w eynige, Gedenkpenningen worden gevonden
, welke geenszins in den tyd van de daarop verbeelde zaaken , naaar
veele jaaren laater eerft gemaakt zyn en dus van fommig en, des onhe-
w uft, als echte gedenkftukken der oudheid t’onecht worden aange-
z ie n , doch weer van anderen, dit weetende, als onrechte verworpen.
Dierhalven heeft my goed gedocht alle de zu lken , doch met een dus-
daanig * merkteken onderfcheyden, mede in myn werk te plaatfen:
eensdeels opdat myn L e e z e r , deswegen gewaarfchuuwd, zieh niet be-
hoeve te beklaagen, dat hem d o o r ’t aanhaalen dier penningen onech-
te gedenkftukken zyn in de hand geftooken , andersdeels opdat de
jonge liefhebbers, zoo men de zoodaanigen onaangeroerd was voor-
bygega an, o p ’t zien der zelve niet mogten denken , dat ze my door
hunne zeldzaamheyd onbekend geweeft waaren. Eenige afbeeldingen
echter van Gedenkpenningen, welke in Bizot gevonden worden, zyn
door m y , noch uyt onachtzaamheyd noch uyt onkunde maar met
voordacht, buyten het volgende penningwerk gelaaten. Want als
Bizot in ’t jaar zeftienhonderdzevenentachtig te Parys zyne Penninghi-
ftori van Holland ter grootte van heele bladzyden in ’t licht g a f, heeft
h y ,om zyn uytgegeeven werk meer luyfters by te ze tten , alle de daar
ingebragte Legpenningen boven hunne waare ommetrekken als groote
Gedenkpenningen, zonder hiervan den Leezer te verwittigen , vet"
beeid. En dit heeft den Boekdrukker Pieter Mortier, als h y in’t jaar
zeftienhonderdachtentachtig in de Nederduytfche, en twee jaaren laater
in de Franfche taale de gemelde Medalifche hiftori van Ho llan d ,
met veele bygevoegde penningen vermeerderd, te Amfterdam iu ’t
licht gaf,. eenen zeer grooten miflag doen begaan met de zelfde penningen
eens als groote Gedenkpenningen naar de wyze van den Abt
B iz o t , eens als Legpenningen, gelyk h y die ontdekt had, cn dus tweemaals
als tweederleye onderfcheydene penningen, tc verbeelden. Door dit toe-
val wierdt de ongegronde waan in de zulken, welke meende dat deeze
in Bizot al te groot verbeelde penningen waar-en weezendlyk van die
grootte gevonden wierden, nog meer verfterkt, en te gelyk de be_
geerelykheyd opgewekt om , het kofte wat het w ilde, zieh de zoodaanigen
te bezorgen. Maar gelyk alle hunne poogingen in dien opzigte
voorzeker vruchteloos moeftcn uytvallen, zoo konden eyndelyk eeni-
* * + + + gen