i
Bokkai:
Kundfch.
▼an Par-
sas. I.deel.
Choofdft.
a s -
Kundfch.
Tan Farsas.
I.deel.
C.hoofdft.
paS'^94-
die het geluk gehad hebben van de weergalooze fchikking , onbe-
fchryvelyke orde en konftryke byfieraaden zyner vergaderde Zeehoor-
n en , en zeer uytmuntende Penning-Print-en Boekfchat met opmerkin-
g e te befchouwen: onder welke wel voornaamelyk zyne Kaarteboeken van
Nederland uytmunten, die het zy gedrukt het zy getekend alleen vrymeer
in getal zyn , als de befaamde Blaauw voorheen van de geheele werreld
heeft in ’t licht gegeeven. Dit heb ik hier willen aanroeren , eensdeels om
den wel vetdienden lo f dier gemelde Heeren door ftilzwygen niet te
kort te doen, andersdeels om myne vereyfchte dankbaarheyd by deeze
voorkomende gelegenheyd in de voorrede eens werks te betuygen, in’t welke
z y zoo door’t verzamelen der Penningen, als het opzigt neemen over
de daarin gebragte konftplaaten , zoo veel part en deel gehad hebben.
T e n befluyte eyndelyk wordt de Leezer gebecden met deezen mynen
arbeyd zyn gewin te doen, en de ingelloopene feylen (want wat hoek,
paard, ja menfch zonder gebreken is totnogtoe van iemand ontdekt
geworden ?)goedgunftig over het hoofd te zien; ja , zoo hem de arbeyd
lüften m ö g t, deeze Penninghiftori ten dienfte van ’t gemeen meer en
beter te befchaaven en tot haare volmaaktheyd te brengen. Doch
wat die genen aanbelangt, welke het vermaak mogten willen neemen
van door ydele verwaandheyd, het voedzaame graan daarlaatende ’t
ligte k a f der onüytgewande ( i ) feylen en moogelyke misvattingen, als
voor hen eenen dierbaaren fch a t , uyt deezen aangebooden koornhoop
te vergaderen, op hoope van by den gemeenen m an, als groote gaau-
waardts, wegens hunnen verfpilden arbeyd eenen zonderlingen loon te zullen
bejaagen: den zulken vergun i k , als kooplieden zulker waare waardig,
hunne gedaane verzameling ter markt te brengen en , z y ’t m o g e ly k , te
verkoopen, opdat de bedongen prys van het geringe verkochte k a f hen
tot eenige belooninge van hunnen nog geringeren arbeyd mooge ver-
ftrekken. Dewyl ze zieh wel verzekeren können, dat ik geenszins van
meening ben’t voorbeeld van zekeren reyzigernaa te v o lg en , die in de
heeteHooimaand op den weg zichgequeld engetergd achtende door het
geriet der längs den weg krytende fpringhaanen (2) daarover van zyn
paardklora, en z ijn e r e y s , met dit ongedierte te willen doodflaan, ver-
lettede. Integendeel zoo moogen die bedillers en Keurmeefters vaften ftaat
maaken, dat ik met een goed paar onverfchillige ooren den doofaardt ipee-
lende mij ne reys, in ’t afleveren der twee volgende deelen, zal voortzetten,
en h en , zonder ’t my aan te trekken, met veel vermaaks en geringe verhin-
deringe als redenlooze Ipringhaanen zieh laaten te berften kryfchen.
D O C -
D O C T I S S I M O C L A R I S S I M O Q ^ U E V I R O
D O M I N O
GERARDO VAN LOON,
H I S T Ö R I A M B E LGI CAM
erutis undequaque antiquitatis monumentis illuftranti.
U , qu! tenebr'ts ge f i a ah orìgine
^^Sepulta longis Belgiadam eruens,
Viaudente tandem verilate,
Reflituts rediviva luci,
fiua luce nomen eonfpkuum tibi
C e r a r DE f ig ts l Belgica f e vetus
Tuo fiylo , tuo labore
Compta, novæ dabit intuendam.
At laude quanta Belgica Te nova
Toilet recenfens e tumulo Patres?
Vmtura te citabit atas,
Hifioria Patria Parentem.
Difponis aquo ftc folta ordine,
Antro Sibylla qua volitantia
Situ vagante , nemo quivit
In feriem revocare primam.
' T JT rr f7 Obltviofi temporis eripis,
Semefa quamvis, dentihus-, Simul
Cura redmtegras fideli,
Exitio monumenta folvens.
Quatti