, I
l 1 î ' " irte 1' i h ifi 0 h
I f lH
61
. f f V
! . .
I. De voorzyde van den eerften voert zyn geharnaft borftbceld, hebbende het hoofd met eenen
gepluyraden hoed gedekt. In den rand leeft men deeze tytels ;
R O B E r t u s , C O m e s L E I C e s t r i æ E T I N
B E L G I O G U B E R n a t o r . 1787.
R O B B E R T , G R A A F V A N L E T C E S T E R E N L A N D V O O G D
V A N N E D E R L A N D . 1 78 7.
Op dc rugzyde ziet men eenen wachthond zyne aanbctrouwde kuddc verlaaten ; bcncvcns dit
om- en byfchrift :
I N V I T U S D E S E R Ò , N O N G R E G E M , S E D I N G R A T O S .
M E T FVe È r Z I N V E R L A A T IK, N I E T E E N E K U D D E ,
M A A R O N D A N K B A A R E N .
. , „ ^ , II. De tweede heeft op de eene zyde, en om het borftftuk van Leyçefter, die den vcertien-
dcrStaaten den van Herfftmaand des (i) volgenden jaars in Engcland overleedt, in den rand deczc verfchilien-
vanHoll. detytcls;
20 Sept.
R O B E R T U S D U D L E U S , C O M e s L E Y C e s t r i æ ,
B E L G i i G U B e r n a t o r .
R O B B E R T D U D L E T , G R A A F V A N L E T C E S T E R ,
L A N D V O O G D V A N N E D E R L A N D .
Op dc andere zydc ziet men de zelfde fchaapskudde en bygeftelden wachthond, dan in groo-
tere geftalte, en andere orde gefchikt; behalven dat men op den voorgrond dit opfchrift leeft,
I N V I T U S D E S E R Ò .
I K V E R L A A T M E T W E E R Z I N .
Want de Engelfche Koningin,hoewel ze hem vryhieldt van rekening zyns gehouden gedrags
(1) Meter. moeten geeven, had hem tegens zynen wil en dank genoodzaakt (z) om den voorgemelden
Ned. Hift." afftand zyner Landvoogdye te moeten doen, zynde het berichtfchrift daarvan by hem op den
fol 279. zeventienden van Wintermaand ondertekend. En gelyk hy ondertuifchen niet ophieldt van ovct
de ondankbaarheyd van veelen zich te beklaagen, zoo leeft men weder dic randfchrift, ’c gene
■ den afgebroken zin van ’t voorige opfchrift zyne volledigheyd byzec;
N O N G R E G E M , S E D I N G R A T O S .
N I E T E E N E K U D D E , M A A R O N D A N K B A A R E N .
B E SCH R V -
B E S C HR Y V I N G
D E R
NEDERLANDS CHE
HISTORIPENNINGEN,
DES E E R S T E N D E E L S
V Y F D E B O E K .
(0 Bor
Nederl.
Beroerten
XXIV.
boek,
foi.4.
(1) Bût
Nederl.
Beroerten.
XXIV. ■
Boek,
fol-sj.
(3) Refol.
ier Staat.
van Holl.
1 April
’ 580, fol.
96.
M April
HSS.fol.
130.
^2^g5E afftand van hec Nederlandfche
Landsbewind, door L e y çefter
in ’c raidden van Wintermaand
des voorgaandcn
jaars in Engcland gedaan,
wicrdc ftraks mec een bygevoegd bericht-
fchrifc der Koninginne zelve aan haarenge-
vvoonlyken Afgezant den Hcer Herbert
naar Nederland gezonden , om die aan de
Algemeene Sraaten iii ’s Graavenhaage tc
overhandigcn. Dan dewyl h y deeze H ie ven
van Leyçefters afftand niec voor den
tweeentwintigften van Louwmaand deezes
jaars vyfcienhonderdachtentachcig te V l if finge
ontfing, als h y aldaar op het punt
ftondc om zich cen dienfte zyn e r Koninginne
naar Engeland in te fcheepen, vondt
h y niec oorbaar weder te rug te reyzen ( i )
maar de zelv c met zich naar Engeland mede
te neemen. Eu ofwcl hec befte hiermede
beoogd wie rdt, zo o g a f dic echcer
eenen voec roc oncyndige twiftigheden en
veelvuldige beroerten cn was oorzaak van
een zonderling achterdeel der gemeene
zaakc. D ew y l de aanhangers van Le yçefte
r , in Nederland nog veel in gecal zynde
aan ’c geruchc van den gedaanen afftand
niec alleen geen geloof floegen, maar nog
altyd op z yn e wederkomft hoopende ,
de beveieii zelfs der Algemeene Scaaten
weygerden te gehoorzaamen. Want hec
was niec voor den cweeëntwincigften ( i )
van Sprokkeimaand , dac de Grootichat-
meeftcr cn de Geheymfchryver van Engcland
Leyçefters afftand aan den Ridder
Hendrik Killegrew in Holland zonden ;
welke toc het byleggen der gereezene gefchillen
door dc Koningin derwaart was
afgevaardigd. Niec zo o dra had hy deezen
brief en de byiaage te Dordrecht ontfangen
o f h y ftelde ze aanftonds den eerften (3)
van Grasmaand in handen der Algemeene
Scaaccn, dic daarop den twaalfden dag
daarnaa een plakaat deedcn in ’c lichc k o men,
waarby z y allen Landvoogden der
byzondere Geweften, Sccdcn cn Leden
der zclve , allen Admiraalen , Onder-
admiraalen, Sclicepshoofilen, Koruellen,
Ritmeefters, Hopluyden , en gemeene
foldaaten zoo ce waater aïs ce lande en
voorts allen Raaden, Magiftraaten, Schat-
meefters, Ontfangers, Baljuwen, Scheuten,
Maarfchalken , Droifaarden, Griet-
mannen, Edeien, Vazallen, Burgeren en
alle ingezectenen des Lands van Leyçefters
afftand niet alleen kennis, maar te g e ly k te
verftaan gaaven, hoe z y van den eed eertyds
aan Leyçefter gcdaaii althans v r y en
oncflaagen, midsgaders voortaan alleen (4)
getrouwheyd aan den Lande verfchuld
waaren. Deeze afknndiging zettede het
hiervoor verhaalde befluyt der byzondere
Scaaten van Holland, Zecland en Weftvricsland
eene zonderlinge kracht b y ;
waarby z y aan Maurits in ’t voorgaande
jaar rceds belaft hadden inderdaad z yn e
voorheen aan hem opgcdraage bediening
van Stadhouder dicr Geweften, naar de
berichtpuncen zyncr aanftellingc waar te
neemen. Invoege z y voor ’c uytgaan deezes
jaars alle Overften, Bevelhebberen,
foldaaten en Amptenaaren dier byzondere
Landfchappen toc het afleggen van den
nieuwen bevoolen eed van ouderwcrping
aan Maurits bragten, zulks h y mec den
aanvang van ’t nieuwe in ’t vrcedig bezit
dicr hooge bedieniuge geraakte cn deswe-
gcns ook dees penning tot ecr van Maurits
gemaakt is: dien ik nergens als in de Penningkas
van den Hcer Abram Lukafz.
Maflîs, Ontfanger der gewoonlyke Ver-
pondinge van L e yd e , gczicu heb.
Dd d dd i En
(4)Aefol.
derStaaten
van Holl.
13 Maart
1588. fol.
177*