• i
V a a dricderhandenllempel worden’er gevonden, van welke tegens dat de eene is afgeileetep,
dc andere weder vemieuwd is. Het verfchil hurtner voorzyden is zoo gering, dat het genoeg by
’t oog kan onderfcheyden worden, en geene befchryving verdient. Alle hebben .ze den Neder-
landichcn Leeuw, die in den rechter’ klaauw een bloot zwaard voert, en met den flinker’ hee
gekroonde wapenfchild van Lcyde vafthoudtj onder dit byfchrift:
N U M M U S S E N A T O R I U S .
V R O E D S C H A P S P E N N I N G .
I. De achterzyden zyn onderling van yeezendlyker verfchil j hebbende alle wel geen beeld-
werk; maar de eerfte aileenlyk deeze drie dichtregels,volgens de voctmaac van Horatius,tot opfchrift:
P R U D E N S P A R E N T U M C L A D lB U S E T F I D E ,
V I R T U T E D I S C A T P E R T I N A C I
P O S T E R I T A S P A T R I A M T U E R L
D A T D E N A A K O M E L I N G , V O O R Z I G T I G D O O R D E R F O O R -
V A D E R E N R A M P E N E N T R O UW, L E E R E H E T F A D E R -
L A N D M E T E E N E O N B E Z W E E K E D A P P E R -
H E T D B E S C H E R M E N .
II. en III. Op de twee iaatftc ruggeftuldcen heeft men de volgende vier Horatiaanfche dicht-
regels te leezen;
P R U D E N S P A R E N T U M C O N S I L I O E T F I D E :
F O R T I S P A R E N T U M C L A D lB U S E T F A M E :
V I R T U T E D I S C A T P E R T I N A C I
P O S T E R I T A S P A T R I A M T U E R L
IV r S D O O R D E R F O O R Z A A T E N B E L E T D E N T R O UW: K L O E K -
M O E D I G D O O R D E R V O O R O U D E R E N R A M P E N E N HON -
C E R S N O O D L E E R E D E N A A Z A A T M E T E E N E
F E R S T A A L D E D A F P E R H E T D H E T V A D E R L
A N D B E S C H E R M E N .
De Prins van Oranje ten tweeden dage
(i) Hooft i“ h’to n t z e t ( i ) in d e ftad komende, toonde
Ned. Hift. aaniederdewelfpreekendheydzynertonge,
° met het beleyd en de kloekheyd der Over-
■ heyd en Burgerye,in’t verdtaagen deruyt-
geftaane en voorleede elende, o p ’t hoogfte
en breedfte te verheffcn en u y t te mecten,
hunne vroomheyd anderen ten voorbeeld
te roemen. en tot volharden in zulk een
p ry ily k gedrag aan te zetrcn. Z y n e Doorluchtigheyd
had reeds, ftaande de eerfte
influyting, op den tweeden van L o uw maand
maand deczes jaars dcii Staaten van H o lland
vertoond, hoc de gemoederen der
Nederlandlche jeu gd , door hec onderwys
der uytheemfche en buyccnlaiidfchcfchoo-
Jen , vcel tc Spaanichgczind gemaakt, cn
van dc Spaaniche belangen vooringenomen
wierdcn; cn derhalven hen het oprechten
ecner Hooge fchoole binnen Le yde aange-
(I) Refol. preezen. D it was b y gemelde ( i ) Staaten
iJSioS goedgekeurd, dc inftelling en vcrgunbrief
1.4 Jan. daarvan den zcfdcn derzelve maand cc Delft
,iv5- uytgegeeven, en op ,.J —J ^ O / I den naam vra „nXX Koning
(1) Groot (2) Philips afgekondigd ; doch de voltooijing
en het voile beilag van dac wcrk
was door hec opgcvolgde tweede beleg dier
ftad verhinderd : zulks de openbaare In-
wyding der nieuwgeftichte Akademie eerft
yiakiutb.
Ill.dcel,
foLc38-
Dor Ned.
Beroerten
VIll,
bock,
fol. 85.
fol 85. achcften van Sprokkeimaand des
(3)‘Rerol.-oi. jaars jaars v vyfenzeventig,y t o ' (k--
3) ten overftaan der
in Hou' Staadche Gemagtigden en met veele pleg;-
riHoii.•’’ “ “ '■reus pleg
4 j in . ’ tighcdcn verricht wierdt. Aldus heeft '
j jy J. fol. -.a. „ .X_ J - U c' I I . 1
G 7 4 -.
ze vermaarde HoogeSchool haar begin genomcn
, welke federt zulk een mcrkelyk
getal van geleerde en uytfteekende vernuften
in alle weetenfchappen, ten algemeenen
nutte des Vaderlands, heefc uytgele-
verd, zynde voorts nog door den Prins,
de Edclen en fteden, in erkentenis van der
Leydenaaren beproefde ftandvxaftigheyd en
geleeden nood des dubbelden belegs, met
(4) verfcheydene aanzienlyke Vrydora-
Beroer'ten, bevoorrccht, en met fchoone renten
vii.boek,’ en inkomften uyt(5-) de goederen der Abc-
S'Sfol. Egmond begiftigd geworden. Op
' " driederlcye w y z en nu wordc hier de ny-
verejeugd, naa zich eenigen tyd bevlytigd
te hebben, bequaara verklaard en hec recht
vergund, van haare bekome kennis alom
in ’copenbaar aan re leggen cn onbelpro-
ken re moogen oeffenen." A lle drie komen
(*) Doiîor. ze hierin overeen, dat niemand tot (*)
Leeraar in eenige ( f ) wcetenfchap wordc
verkooren, tcn z y hy alvoorens indeRaad-
kamcr een- eu andcrmaal z yn c vordering
en bequaamheyd den toecs en hec oiider-
zoek (*) der Hooglccraareii onderworpen
en gcnoegzaame blykeii zyner naarftig-
heyd gegeeven hcbbe ; welke de proef
doorftaandc cn voldocndc geoordeeld wor-
n Grut/«/ dendc om naar den trap (’ ) van ’ c Mcefter-
» fchap cc moogen dingen , h y daarmede
den naam van Student aflegt, en dien van
Kandidaac (men houde my hier eenige
kunftwoordeuten goede) aanneemc cn ver-
/« .. dient: waaruaa hem tyd wordc vergund
‘ om z y n twiftfchrift (*) van luhuldinge op
tc ftellen, en naa voorgaande goedkeuring
te doen drukken ; in her verweeren vau
’t welke en de daarop volgende plcgtigheden
het voornaamfte verlchil der drie onderfcheydene
manieren van luhuldinsc be- 1. Teel, ^
(4) Bor
Nederl.
der Staat.
van Holl.
6 Juny
1581. fol.
252.
ifit.
fta a t , welker keur , voornaamelyk der
twee gemecnfte, van den Kaiididaat af-
hangt. De minft k oftelyk e, doch daarom
meeft in gewoonte zynd e w y z c is , dat by
voile vcrgadering der Hooglecraaren in de
raadkamer der Akademie, met geflootcne
deuren, den Kandidaat o f InhuIdcliDg het
Meefterfchap wordt opgedraagcn, naadat
h y daar alvoorens, in her ruftig verwee-
ren zyn e r twiftftellingen , (*) de gaaven
zyn c r geleerdheyd getoond hccft. De
tweede g efch ied t, wanneer dc Inhul-
deling nog daarenboven in de (*) hoor- OauMu:
plaats der Hooge Schoole z y n twift-
Ichrift i n ’t openbaar en tegens de aan-
vechtinge van elk cen verweert en ftaande
houdt: en ftaat het dan alien toehoor-
deren v r y , binnen den bep.aalden tyd tegens
z yn e ftellingen te redentwiften. De
dcrdc, zynd e dc koftelykfte, maar daarom
ook dc zeidzaamfte manier der Inliuldinge
gefchiet, wanneer de Kandidaat ve rzo ek t,
o f ook dat hem om z yn e ongemeene bequaamheyd
wordt aangebooden en h y het
aanneemt, om naa in ’t openbaar gereden-
twift cn eene plegtige redevoering gedaaii
te hebben, ook openlyk ten Leeraar ingewyd
cn beveftigd tc worden. Zoodaanige
inwyding wordt gebynaamd '(*) naar °de
wyze der voorouderen, o f met de K a p ,
zynde den Meefterlyken hoed, waar mode
de luhuldeling verfierd wordc {6) onder (6) Re fo l;
veele ftaaclykhedeir, welker voornaamfte
ik niet onwaardig ache hier kortelyk in te
laifen. T en geftelden ,en alom b y aange- M 7 6 .fo l,
ilaagene gefchriften bekend gemaaktCn da-
ge en uure, de (*) Opperregecrder en Raad (') Beehr
( t ) derHooge Schoole, dc Magiftraat der
ftad L e yd e , en de Kandidaat, zynde reeds Acadmi-
raet den Meefterlyken tabbaard bekleed,
in de Raadkamer van de Akademi v ergaderd
z y n d e , en zich volgens hunnen rang en
orde, onder ecu treffelyk muzyk van or-
gel- en fiLaarenfpel, naar dc groote hoor-
plaats en in hunne afzonderlyke geftoelten
begeeven hebbende , treedt de Hoogleeraar
(*)Inhuldiger op het hoogfte, delnhul- (*) Promt,
deling op het laagfte fpreekgcftoelte, cn
doet de ecrftgcmelde cene Redevoering,
naar de omftandigheden deezer ftaatfie en
tot lo f van den Kandidaat gericht. Aan
de toepalTmg zyner redevocringc komende
, verzoekt hy den Kandidaat op te tree-
den en plaatft hem aan zyne z y d e : thans onder
het opvyfelen van zynen verdienden
lo f, legt h y hem eerft geflootene daarnaa
'lop end e boeken voor , en verklaart hem
eygenfchap e n ’t geheym dier plegtig-
heyd ; ook z e t h y hcm den Hoed van 'c
Meefterfchap, zynd e cenc zwarte zyd e o f
fluwecle muts, op het hoofd, hemdaarme-
D d d dc
■V:;. ,
t o - '
" [ I
I
1
■■ . 1