o P D R A G T
om de aan ’t Vaderland gedaane dienften te beloonen , hunnen naam
naar verdienften te vefeeuwigen , en anderen tot diergelyke edelmoedige
betrachtingen op te wakkeren ?
Maar gelyk al het ondermaanfche, uytgezonderd de onbettandigheyd
zelve, onbeftandig is, zoo zyn ook die gedenkftukken, welke alleenmde
werreld gekomen waaren om de naamen en daaden der begiftigden on-
ftcrflyk te maaken, door den ommezwaai der voorleedene tyden en de wjf-
felvalligheden der byzondere geflachten, niet alleen wyd en zyd ver-
fpreyd, maar ook voor ’t meefte gedeelte onbekend, ja zelfe/tgeneweL
te beklaagen doch nooit te herftellen i s , voor een groot gedeelte den
fineltkroezen ter prooi geworden.
Dierhalven heeft het my geluft (want wat onderdaan ftrekt het mt
fchandede pryzelyke beoogingen zyner Overigheyd van verre eenigszins
naa te ftteeven?) deeze her-en derwaart verftrooide gedenkftuklten, met
hulpe van verfcheydene Liefhebbers ,byeen te zamelen, verzameld zyn-
de te befchryven, en die befchreeven hebbende dit eerfte fluk van my-
nen veertien jaarigen arbeyd U W E W E L E D E L E G R O O T -
A C H T B A A R H E D E N aanbiedende toe te eygenen. Dus is ’t
dat ze als wederkeeren tot die bron, waaruyt ze voor een gedeelte ge-
vlo e id zyn ; dewyl uwe Stad , W E L E D E L E G R O O T A C H T -
B A A R E H E E R E N , als geenszins van de minfte van Holland, dit
derVereenigdeGeweften, noch die van geheel Nederland zynde, ook
zekerlykgeen gering deel aan het in ’t licht brengen van veele deezer
heerlyke gedenkftukken gehad heeft.
O f nu deeze dierbaare juweelen te recht gefoelied, en naar hunne hoo-
ge wearde in de vereyfchte orde gekaft, dat is befchreeven en verhandeld
z yn , laat ik over aan het naauwkeurige dochbefcheyden oordeel U W E R
W E L E D E L E G R O O T A C H T B A A R H E D E N ; a lsmyver-
noegd houdende met flechts in ’t voorbygaan alleen aan te merken, dat
ze de metaale boekftaaven onzesLands zyn, en dus zaakenbevatten,die,
my ns bedunkens, aller oplettendheyd verdienende, my daardoor te meer
hoope geeven, dat dit aangebooden werk, ontdaan anders van de vereyfch
O P D R A G T
cyfchte bevallighedbn, ten minfte daarom alleen met een gunftig oog
door U W E W E L E D E L E G R O O T A C H T B A A R H E D E N
zal befchouwd worden.
Laat nu anderen de oude penningen, by voorbeeld , van Alexander
den Grooten, wegens dat hy de trotsfte moogendheyd des aardbodems
verplettede, hoogfchatten : hier worden ’er van uwe doorluchtige Voor-
ouders gevonden, die het Spaanfche zeevermoogen, ’t gene hetPerfiaan-
fche in magt geenszins waande te wyken, roemruchtig op eyggiekuften
getart, aangetaft en verflaagen, de vryheyd der zeen vechtende tegens
de grootfte zeemagrdgr Chriftenheyd, met hunne kling verdaadigd, en
fneuvelende met hun bloed bezegeld hebben. Laat nu anderen, zeg ik
andermaal, de oude in fteen gefneedene afbeeldfels van Karo, dat ftaat-
kundige orakel des Roomfchen Raads; van Cicero den uytmuntendften
leermeefter der welfpreekendheyd; of van Scipio, die Kartago vcrdel-
gende de fchatten van Afrika naar Italic in zeegepraal gefleept heeft,
hoogachten: hier, W E L E D E L E G R O O T A C H T B A A R E
H E E R E N , zullen u uwe eygen’ bloedverwanten, uwe Medeleden der
regeeringe, uwe Zee- en Veldoverften, uwe Burgers , uwe Land- en
Kerkgenooten voorkomen; van welke dees zyne onnaavolgelyke fchryf-
pen, ZOO lang het recht der volken ftand houdt, fteeds de weegfchaal
des gerechts zal beftieren; en die weder het geluk hebben van niet uyt
Afrika, maar van de kuftenvanKuba, d o o r ’t veroveren der Spaanfche
zilvere vloote de fchatten der nieuwe werreld in zynVaderland opbren-
gende, nog meer den roem zyns naams, als den rykdom zyner mede-
burgeren te vergrooten.
Met een woord, de penningen zullen getuygen z y n , hoe uwe doorluchtige
Voorgangers en Ivledeleden der regeeringe zelis hoope tegens
hoope in de hachlykfte tyden hebben opgevat; hoe de grootße zaaken door
tweedragt vervallen, andiQkleynße, integend e el, door eendragt gegroeid
zy n ; hoe het fchip van Staat, waaraan het noodlot, mids ’er geene hoope
van elders overig was, alleen den weg moeß ontdekken, eyndelyk de haven
der behoudenis bereykt heeft; waarvan thans alle inwoonders de dierbaare
* ’*’ 2 vruch-
'i
l