■ii.
■lì 'I
I r ii"
1^74. de hcc recht geevende van alom met ge-
• dekten hoofde te moogen leeraaren ,
(•) Bacui- z yn e v crkoozc (*) wectenfchap o f beroep
zulks medebrengendc voor alle Gerechten
en Vierfchaaren tc pleytcn: voorts fteekt
h y hcm cen’ gouden ring aan den vingcr,
en hangt hcm eene goude keten en penning
om den h ais ; waarop de Hoegleeraar z y ne
redevoering cn dc Inwyding befluyt.
E yndelyk wordc dc nieuwe Lecraar, gaandc
ill dit ftaatlyke gewaad op eene plegtige
w y z e tuflchen den Oppcrrcgeerdcr cn In-
huldiger, en gevolgd van alle dc Hooglcc-
raarcn en den gehcclen Magiftraat der ftad
L e y d e , langs de voornaamfte ftraaten naar
z yn e wooning g e le yd ; alwaar d it aanzicnly
k e gefellchapen de verdercgenoodigdcn,
in erkentenis van de gcnooccne weldaaden
en cerbcwyzen, zeer deftig cn mec onge-
meenckoften ter maaltyd onchaald worden.
Op den gemelden gouden penning, waar mede de Burgermeefters zoodaanigen luhuldeling
doen befchenken, ziet men eenen Leeuw, houdende het wapenfchild van Leyde mct den eencn
klaauw, en een bloot zwaard in den anderen; onder dit byfchrift;
V I R T U T I S A V I T 4 E P R iE M IU M A C A D E M L L
D E HO O G E S CH O O L I S D E B E L O O N I N G V A N D E R
V O O R O U D E R E N D A P P E R H E Y D .
Onder den Leeuw leeft men op den voorgrond deeze woorden:
D O N U M C O N S U L U M L E Y D E N S I U M .
G E S C H E N K D E R L E Y D S C H E B U R G E R M E E S T E R E N .
Op de andere zyde houdt Pallas, de Godinne der wysheyd, haar fchild en ipeer met dc eene
hand, en met de anderen eenen hoed, het zinnebeeld der verlcreege vryheyd, van alom met ge-
dekten hoofde te moogen leeraaren. Onder het ftandbeeld ziet men eene ledige plaats, die mct
den naam van den nieuwen Lecraar gevuld wordt; en omhoog dit omlchrift:
P R E T I U M N O N V I L E L A B O R U M P I L E U S .
D E H O E D I S G E E N G E R I N G E P R Y S F A N D E N A R B E Y D .
Gelyk dees befchreeven penning door Stads Burgermeefters aan dc niaiweLceraars, zoo wordc
de volgende gouden penning door de Staaten van Holland en de verdere Hoofdbczorgers deezer
• Hooge fchoole aan de,gene, welke aan hen, als Opperbezorgers van’s lands Akademi deuytgaa-
vc van eenig waardig boek, o f vernuftig dichcwerk opdraagcn; o f dat iemand ccne geleerde cn
uytmuntende redevoering, by eenige byzondere gelegenheya over het ccne o f andere ongemeene
ftaatsgeval komt te doen, plegtelyk gefchonken.
Hy
Hy IS zonder eerag opfchrift, en vertoont op het voorftuk dc Godin der Wysheyd Minerva,
houdende haar fchild cn fpeer mct dc ftiiilter, cen geopend boek met dc rechter hand, en zitten-
dc ondcr dc fchaduw van haaren ( i ) olyiboom; waaraan de wapenfchilden van Holland, den
Prms van Oranje, en de ftad Leyde gehecht zyn.
Op her achterftuk ziec men aileenlyk eenen eerekrans, beftaande eensdeels uyt eenen olyftak»
andersdeels uyt khmop; met welk kruyd oudtyds de (2) geleerden, en voornaamelyk de uytftce-
kendedichters gekroond wierden: binnen welken krans de ledige plaats gevuld wordc met ecn
ingelneeden opichrift, beheizende by wac gelegenheyd en om welkc reden, den naam van den
pcrloon aan wien, en den tyd wanneer zoodaanig ecn penning gegeeven zy.
Virg;.
CO ’
Geoi
Georg.
lib.I.-jJ-.ig
& 19.
(2) Horar.
lib.l. Od.r.
Ì/-29.
Ovid, de
Arte Am.'
lib .n i.
15'. 410 Sc
4r i.
A.Perf. in
ProJ.-^.S
(«) Reaor D e eerfte Opperregecrder (*) der nieuw-
(“ S m opgerechte 63) Akademie was Pctrejus
‘iakaatb. Tiara Hoogleeraar in de Griekfche taa-
' II. deel, •
fol.ih 540.
I ( t ) Medehelpers waaren Johan
Bor Ned.Ned
Feuguercus Leeraar iu de Godsgeleerd-
Beroerten, I
Vlll. , ' , ,
boek, leeraar in de rechten , Gerard de Bone i
de Geneeskunde en Bazilius Fichodeus
(t) Äfjfo- in de Latynfche welfpreekendheyd. Jo-
"to han vander D o c s , die ftaande het laatfte
beleg van L e yd e in de wapenen by
uytneemendheyd had uytgemunt, wierdt
(4)Meurfii tot C 4 ) eerften ( * ) Hoofdbezorger der
w'ss“ ' ufcuwgeftigtc Schoole aangefteld , want
ncura/tr. h y nict mill door z yn e geleerdheyd
als de wapenen* zym’ perfoon en naam
achtbaar gemaakt had. H y was in Holland
, in het jaar vyftienhonderdvyfen-
veertig gebooren, leerde de Latynfche taal
eerft te Licr in Brabant, daarnaa te Delft
in Holland, ging vervolgens naar de Hooge
School v.an L o v en , voorts naar Douay
en vandaar naar P a ry s ; daar h y zich onder
alle luyden van letteren zeer bemind
cn gcachr maaktc. In z y n vaderland gekeerd
, heeft hy verfcheydene der aanzien-
ly k ftc eerampten bekleed, en g a f daar zoodaanige
blyken zyner geleerdheyd , die
h y buyten ’s lands had bckomcn, dac verfcheydene
fchryvers zich niet ontzien hebben
, hem den Nederlandfchen ( f ) V a r rò ,
c n ’t algemeene (6) Orakel der Hollandfche
Hooge Schoole te noemen. H y heefc
veelerlye dichckundige werken gefchreeven
, gelyk ook verfcheydene geleerde
aantekeningen (7 ) over Salluftius, Perro-'
nius, Plautus, Katullus, Tibullus en Ho-
ratius, doch voornaamlyk worden boven
z yn e andere werken zyn e Jaarboeken van
Holland gepreezen. H y overleedt den
twaalfden van Wynmaand des jaars zef-
tieuhonderdvieraan de pcft en is in ’s Graavenhaage
begraaven. In z y n leeven was h y
Heer van No ordwyk , en met Elizabet van
Z u y len getrouwd geweeft, u y t welke h y
vier zoonen Johan , J o r is , Francois en
Theodórus naaliec, welke alle zeer geleerd
en waardige zoonen waaren van zo o lòf-
lyken vader. Dit heb ik alhicr kortelyk
willen aanroeren ; omdat het beleg en ont-
zer van Le yd e m y gelegenheyd gaf om van
hcm te fpreeken, eu aanleyding tot het
inlaffen van deezen gedenkpenning, die
m y van hcm is rer hand gekomen.
CO-J.Aug.
Thuani
Hift. ad
ann.1Ö04:
(ö)Mcurüi
Ath. Bat.
pag. 89.
(7)Meurfii
Ath. Bat.
pag.9lr
D d d 2 ’s 'Maus'
I f .
I
t.: