welke foort het getal niet gering is , dewyl’er, naa de oprechting van
den Nederlandfchen Vryenftaat meer dan duyzend zoodaanige het zy
Le<r- het zy Gedenkpenningen zouden können aangeweezen worden.
En wat aangaat de penningen door de zinlykheyd der byzondere kon-
ftenaarenen Liefhebberen gemaakt, hoewelze in achtbaarheyd de eerften
geenszins gelyk z y n , zoo kan hen echter geen minder geloof als
den Hiftorifchryveren, die ten tyde der voorgevallene zaaken geleefd
en gefchreeven hebben, toegeftaen worden. Onder welke, zoo men
geene moeft gelooven, als die op laft der Hooge Overigheyd gefchreeven
hebben, zeer weynigen zouden gevonden worden, en gevonden
zynde nog weyniger in alles geloofd worden; dewyl deeze hooffche
Papegaaien ( zoo als hen de ftaatkundige Bokkalyn noemt) veeltyds
niet meer hebben geklapt, dat is gefchreeven, als het gene hunne
Meefters hen geleerd en gewild hebben dat van het gemeen zoude ge-
weeten worden: van welk gebrek ook de penningen, op bevel derHooge
Overigheyd gemunt, geenszins vry zyn. Want wat Muntmeefters
in den dienft en de bezoldinge (by voorbeeld) der Keyzeren zynde,
zoude het hart gehad hebben Yän op de penningen hunne gruwelftuk-
ken ten toon ftellende, hen dus naar verdienften te brandmerken»
Ik beftuyt dan dat gelyk de ouden in oudheyd, zoo ook de laateren in
klaarheyd uytmunten, en zy beyden te achten z y n , doch de laatften
als de naaften onze byzondere oplettendheyd verdienen.
Het waaren dan deeze bekoorelyke eygenfchappen, en zekere naa-
yverende wroeging van zoo veele heerlyke gedenkftukken onzes Vader-
lands aan de vergeetelheyd te zien overgeeven, die my hebben opgewekt
en aangezet om de Nederlandfche Hiftoripenningen op eene zoodanige
wyze te befchryven, dat hoe wel alle de grondregels, die tot
eene volflaage doch enkele Hiftori vereyfcht worden, daarin niet zyn
waargenomen, men echter daarom geenszins kan naalaaten der zelver
befchryving eene beknopte Hiftori der voornaamfte Staatsgevalleh van
ganfch Nederland te noemen,
Ieder weet van hoe vei'lokkende aantrekkelykheyd de verdichtte Hifto-
riiin zyn , hoe zeer gezet’ er veeltyds de leergierige jeugd op is, en hoe
het gemoed van den leezer door de zelve dikwils meer als door de
waarachtige gefchiedeniilen wordt gekitteld en aangedaan. Want terwyl
een fchryver der gebeurde Staatsgevallen gebenden is aan den draad
en ’t vervolg der zaaken, zoo als die by geval gefchied z y n , en dus
raenignlenigmaal
van het een uyterfte tot het andere moet overgaan, zoo heeft
die der verdichte hiftorien eene volle vryheyd; hy verhaah en verfiert
de zaaken zoo als ze gevocgelykft volgen, en dat dan nogwel met zulke
omftandigheden ,dra.iijingen, bogteu cn zwieren als hy bequaamft oor-
deelt om’t verftand van zynen Leezer te ftreelen cn tot het eynde toe
in eene geduurige aandacht te houden. Eene diergelyke vryheyd heb
ik my eenigszins in het befchryven deezer hiftoric aangemaatigd.
Want terwyl ik voorhad de Staatsgevallen alleen zoodaanig te verhaa-
len dat de penningen, die’er op geraunt z y n , in hunnen rechten dag
mogten befchouwd worden, heb ik de Hiftori hierom de lievrey der
penningen doen draagen , dat is die aan deeze alom doen ten dienft
ftaan, en dus fomtyds geringe zaaken wydloopig, wydloopige weder
hekrompen, en dat wel met zoodaanige zinnebeeidige bewoordingen,
die anders in eene Hiftori niet als oneygen z y n , aangeroerd en befchreeven
, dat te gelyk de geeft van den Leezer telkcns met nieuwe
doch körte verhaalde voorvallen en de daarop geflaagene penningen
vermaakt wordt, en de befchryving, hoewel het noodige flechts is
uytgekipt, echter alom als volkomen en onafgebrokcn voorkomt, en
de zinnebeeiden met de om- en opfchriften der penningen, zonder veele
walgelyke uytleggingen, door de bewoording van het verhaal der
voorgevallene zaaken ze lf meeften tyds zullen können verftaan worden.
Dees nieuwe fchryfftyl, welke ik ray vley dat mynen Leezer niet onbe-
vallig zal voorkomen, heeft my daarenboven ook gelegenheyd ver-
fchaft van alom eene grootcre onzydigheyd te können oeffenen; door-
dien ik , aldus fchryvende, niet gehouden was de netelige zaaken anders
o f verder, als die tot opheldering der voorkomende penningen
noodig w.iaren, te verhandelen: in welk voorval ik dan altyd nog de
befchryving zoodaanig gedaan heb, dat het oordeel van het voor of
tegen en het wel qf tpaalyk dier zaaken aan den Leezer zynde vry-en
overgelaaten, de waarheyd des onaangezien gemeld, en de draad der
Hiftorie tot het eynde des werks toe onafgebrokcn , op de Neder-
duytfche leeft gefchoeid, dat is in die ipraak befchreeven en achter-
volgd is.
W an t o f wel door eenigen de bevalligheyd der thans alom zoo zeer
in zwang zynde Franfche taale zeer hoog wordt in top gevoerd, en
als weergaloos ieder aangepreezen, zoo dunkt my dat de Nederland-
iche zaaken niet beter als in haare eyge ipraak können verhandeld en
♦ i * be