I: Ii 'iN:i
'U
48 N E D E R L A N D S C H E
bezigheden der buytenlandfche oorlogen
hem niet belet hadden. Des had h y z y nen
zoone de uytvocring van dit voornee-
inen op het ernftigftc aanbevolen; die ook
ftraks (mids de keur der p e r fo o n e n aan hem,
g e ly k dc beveftiging aan den Paus ftondt)
aan Antoni Perrenot, lid van den nieuwen
aangeftelden Raad van Staate en BiiTchop
van Atrecht, den Aärtsbiitchoplyken ftaf
van M e ch e len ,(i)en te gelyk het grootfte i
en hoogfte aanzien vau alle de Nederland- Beioeit.
fcheGecftlykheyd heeft opgedraagcn. Van
deezen Kerkvoogd vindt men als BiiTchop
vau Atrecht de volgende gedenkftukken.
H I S T O R I P E N N I N G E N . /. B o e L 4 9
A N T O N i u s p e r r e n o t , E P I s c o p u s A T R E B A T E N s i ;
A N T O N I p e r r e n o t , BI S SCHOP V A N ATRECHT.
Dewyl de Roomfchgezinden hem aanzaageii als eenen, die döor zyne hcrdcrlyke voorzorg
water, dat is de leere hunner Kerke van alle befmetting der nieuwe Hervorminge ftondt te i
lyiio.
I. Dc eerfte penning vertoont op het voorftuk zyft hovcnlyf in BiiTchoplyk gewaad, hoii-
dende als Herder van zyn onderhoori^ gemeente den BiiTchopIyken ftaf in zyne rechterhand;
binnen dit omfchrift; A N»
het
Veren I ziet men op het ruggeftuk eenen eenhoorn , drinkenJe uyt een ftroom&id water , ' tuf-
fchen veiTcheydene andere dtgren in cen bofch afgebeeld; van welk dier de natuurfchryvers (i)
hidden, dat het, zynen ddrft Wiilendc IdTchen, onder ft drinken genoodzaakt is zynen hoorn
in ’t water te fteeken, cn het zelve daar door van alle vcnyn en onreynigheyd voor zieh en de
andere dieren zuyvert; waarom daar boven ftaat;
C A E T E R I S A E Q U E A C S IB I .
P o o r a n d e r e n e v e n a l s v o o r z i c h z e l v e n .
II. o p dc voorzyde van den tweeden ziet men zyn borftbeeld, met de rechter zyde naar buyten
; cn tot randfchrift deezen tytel;
A N T O N i u s P E R R E N O T , E P I S C o p u s A T R E B A T E N s i s .
J N T O N I P E R R E N O T , BIS SCHOP V A N ATRECHT.
De tegenzyde vertoont het fchip van den Trojaanfchen Eneas, die beiiookt van de buldercn-
de winden cn een zwaar onweedcr, dat'hem door den ouden wrok en dc vervolging der Godin-
iie Juno berokkend was; in gevaar is van door den ftorm op tie klippcn fchipbreuk te lyden;
met zyne lands- cn reysgenooten door het zeegedrocht Scylla oragebragc en van haare zcehon-
den verilondcn te worden; terwyl die held zyne moedlooze en neerllagtige Trojaanen een hart
onder den riem fteekt en aanmoedigt, met het woord:
D U R A T L.
V O L II A R D T.
Deeze Scylla wordt van de aloude Dichters (z) verdicht zieh Öp de küft van Siqilie te onthou-
den, en een geweldig groot en wanfchaapen Watergedrocht te zyn, dat met een menfchen aan-
zigt tot den navel toe eene fchoone maagd vertoont, doch wiens onderiyf, van verilindende
zechondcn en andere gtdrochten omringa , in eenen langen en dubbelen dolfynftaart eyndigt,
waarmede die zeeplaag de nadercnde vaaituygen op de fteenrotfen mkt, het fcheepsvolk om hals
brengt en van haare waterhonden laat verfchcuren. Gelyk zy op deezen penning gezien wordt,
met het roer o f de ftierfpaan van cen vergaan fchip in beyde dc handen flagvaardig, om met geweld
de noodlydende fchipbreukelingen ter verzaadiging van haare baflende zeejagt om te brengen.
In welke gedaante en geftalte zy ook op eenige Romeynfche penningen (5) wordt afgebeeld
gevonden*
III. De derde is_ een penningplaat, my te feinlfel ter hand gekomen, welke rondom zyn
borftbeeld, dat met de Ilinker zyde naar buyten ftaat; in den rand deezen tytel tot omfchrift
voert;
A N T o n i u s P E R R E N O T ; E P I s c o p u s A T R E B A T E N s i s .
A N T O N I P E R R E N O T i BIS SCHOP V A N ATRECHT,
IV. Rondom het zelfde börftbecld leeft men , op de voorzyde van den vierdcn, den zeifden
tytel tot randfchrift:
A N T O N i u s P E R R E N O T , E P I s c o p u s Ä T R E B A T e n s i s . ,
A N T O N I P E R R E N O T , BIS SCHOP V A N ATRECHT.
Op dc tegenzyde ziet men wederom een fchip met een gcbrolcen maft in groot Zeegevaar, di
cencn duyvel, uyt den afgrond opkomende, op twee bazuynen een fchriklyk onweer blaa*
zen, door ft welke verfcheydene fchiplieden over boord in zee geilingerd en van veelerleye zee-
gedrochten verflonden worden: waarover de Zeegod Ncptuun vcrftoord ter golven uytftygt,
met opgeheven driccand dc gedrochten drcygt te doorftootcn, en de ftormwinden bcftraft, om
dus het onweedcr tc doen bedaaren; onder dir opfchrift;
( 0 Bartholin.
cie
Unicornu
c ap . XXIV.
pag. 210.
Joach. Ca-
merarii
Emblem.
Centur.ir.
fymb. 12.
J- H. van
LinfchotcnSchipv.
haarOüftindien
foh
70,
(2) Virgiii
Ecl.Vi: 7?.74-&Ci
Lib. III.
AEneid.
il. 424.5c
feqq;
C3) Ou^
daan R.
Moog.
pag.löyi
I. Deet. N D U -