hadden en fcheen genoegen te neemen in de koo-
pen, die zij gedaan hadden; eindelijk beval hij dat
men alles aan de eigenaars zoude terug geeven
behalven eene glazen kom, welke hem zoo behaagde,
dat hij die voor zig behield. De perfoo-
nen, die hem deeze dingen bragten, hurkten
eerst voor hem neder voor zij hunne waaren ne-
derlegden, en Honden dan onmiddelijk op en gon-
gen henen. Dezelfde eerbiedige plechtigheid
wierd in acht genoomen toen zij dezelve weder
wegnamen, en geen van hun dorst hem flaande
aanlpreeken. Ik bleef tot verfcheiden van zijne
onderhaorlge hem verlieten, na dat zij hem eerst
hulde gedaan hadden door het hoofd tot zijnen
voet-zool neder te buigen en denzelven met de
boven-en'Onder-zijde van de vingeren van beiden
de handen te raaken o f te flooten. Andere,
die niet in den kring waren, kwamen, naar het
fcheen, daartoe met opzet, beweezen hem dit
teken van eerbied en vertrokken vervolgens zonder
een woord te fpreeken. Ik was bekoord door
de ordentelijkheid, die men in acht nam. Nergens
had ik iets diergelijks gezien, zelfs niet onder
meer befchaafde nacieën.
Toen ik aan boord kwam, vond ik den Huurman
van zijnen togt terug gekeerd. Hij berichtte
mij dat ’er, zoo verre hij voortgegaan was, ankergrond
was te vinden en een doortogt voor de fche-
pen, maar dat hij, naaf het Zuiden .en Zuid-
Qos-
Oosten, veele kleine eilandjens, bankenen brandingen
zag. Uit dit bericht oordeelende dat het
enigzints gevaarlijk zoude zijn langs dien weg
eenen doortogt te zoeken, liet ik die gedagten
vaaren, het beter vindende langs denzelfden weg,;
dien ik reeds bevonden had veilig te zijn, naar.
Annamooka terug te keeren.
Tot dit befluit gekoomen zijnde, zoude ik den
volgenden morgen zijn afgezeild, zoo de wind
niet te Zuidlijk geweest was en tegelijk zeer
veranderlijk* p o u l a h o , de Koning, gelijk ik
hem nu zal noemen, kwam reeds bij tijds aan
boord, en bragt als een gefchenk voor mij, eene
van hunne mutfen, van rooden vederen gemaakt,
o f ten minflen met zulke vederen bedekt. Deeze
mutfen wierden door ons zeer gezogt, want wij
wisten dat zij op Otahiti hoog gewaardeerd zouden
worden. D o ch , fchoon wij ’er hooge prijzen
voor booden, wierd ’er egter nooit eene te
koop gebragt, hetwelk toonde dat zij niet minder
waerdig waren bij dit volk, en daar was ook niemand
in beiden de fchepen die ’er zig eene eigen
kon maaken, dan ik , Kapitein c l e r k e en
o ju a i . Deeze mutfen zijn gemaakt van de flaert-
vederen van den keerkring-vogel, met de rooden
vederen van papegaaien ’er o p , o f ’er door gewerkt.
Zij worden op het voorhoofd vastgebonden
en hebben geen’ hol, maar zijn van de gedaante
van eenen hal ven cirkel, welkers ftraal
K 5 agt