voor het anker hield, dreef zij van de bank en
kwam ’er niet weder op Voor na middernacht.
Wij hleeven hier liggen tot den volgenden dag
ten e lf uuren, wanneer wij het anker ligteden en
Oostwaarts laveerden; maar het was des avonds
tien uuren voor wij de Oostlijke punt van het
eiland te boven, en in ftaat waren naar Middelburg,
o f Eooa (ge lijk het bij de inboorlingen
genaamd wordt) te ftuuren, daar wij den volgenden
morgen ten agt uuren ankerden, op veertig
vademen water, in eenen zandgrond, met koraal-
klippen doorzaaid; de einden van het eiland ftrek-
ten van N. 400 O. tot Z. aa° W .; het hoog land
van Eooa, Z. 450 O. en Tongatahoo van N. 70**
W . tot N. 190 W* omtrent eene halve Engel**
fche mijl van wal, zijnde ten naaften bij dezelfde
plaats, daar ik in 1773 gelegen, en die ik toen
de Engel'fche Ree de genaamd had.
Naauwiijks lagen wij ten anker o f t a o q f a ,
het Opperhoofd, en verfcheiden andere inboorlingen
kwamen ons aan boord bezoeken en fcheenert
zeer verblijd over onze aankomst. Deeze t a o o *
fa ( * ) was mijn Tayo geweest toen ik op mijne
laatfte reis hier was; wij waren elkanderen dan
ook niet vreemd. Kort daarna gong ik met hem
naar
( * ) In de befehrijving van c o o ks voorige reis noems
hij Uec eenigst Opperhoofd, dat hij toen op deeze plaats
ontmoette, t i o o n y . Zie V Deel b-Iadz. 73.