doof nieuwsgierigheid wafen aahgezet om ons eefi
bezoek te geeven, fehoón zij te zelfden tijdzoo
gretig mangelden, en dé foéiipaan zoo ijverig en
behendig gebruikten als de mannen. ïk kwam
ten anker' óp a'gttien vademen water in eehert
grond van grof koraal-zand; terwijl het eiland
zig van het O. tot het Z. W. iiitftrekte en de
Wést punt van de Westlijkfte hoge in het Z. ö .
omtrent drie vierde Van eene Engelfche mijl van
óns a f lag. Dus gong ik op dezelfde plaats leggen,
daar ffc drie jaaren te vooren, Wanneer ik
Vtnnamoókd op mijne voorgaande reis bezogt,
gelegen had, ( * ) en waarfchijnlijk omtrent
op dezelfde plaats daar t a s m a n , de eerde
ontdekker van dit en enige van de nabuurige
eilanden in het jaar 1643 ten anker heeft gelegen.
C f )
Den volgenden dag begaf ik mij, terwijl men
zïg gereed" maakte om water inteneemen, in den
agtermiddag, naar wal, van Kapitein c l ë r k k
en énige onzer officieren verzeld, om eene plaats
üittezoekefi daar ónze werktuigen konden opgezet
C* ) V* Beef bladz. ïW.
Cf J Zie tasmaan» bericht van dit land in de Verzameling:
van reizen naar de Zuid - Zee van den'Heer daê-
ȕMPHt Vol. II. pag. 79., 8a. De weinige bijzonderheden.,
door Ta SM AM opgegeeven, koomen aanmerklijk
©vereen mea Kapitén cooKs nitgebreider verhaak
zet worden , en daar eene wagt konde worden geplaatst,
waartoe de inboorlingen ons gereedlijk
verlof gegeeven hadden. Zij geriefden ons ook
met een febuiten • huis om ons als eene tent ee
dienen, en beweezen ons alle andere blijken van
beleefdheid, to-o r o u ,, het Opperhoofd van
het eiland, geleidde mij en o m a i naar zijn huis;
wij vonden het op eene aangenaame plaats ftaan
in het midden van zijne pkneagieën; het was omringd
van een fraai gras- perk, hetwelk hij ons
te verdaan gaf dat gefchikt was om hunne voeten
a f te veegen voor zij naar hitmens huis gongen.
Nimmer had ik te vooren zulk eene zindlijkheïcl
op enige andere plaats in deezen Oceaan gezien;
maar ik bevond naderhand êat zij zeer gemeen
was op dé Vrienden - Eilanden. De vloer van
t o o b o ü s huis was met matten beleg t, en
geen tapijt in het fierlijkst Engelsch bezoek-
vertrek kon zindelijker onderhouden zijn. Terwijl
wij aan land waren, ruilden wij enige varkens
en enige vrugten in, en, voor wij weder
aan boord kwamen, waren de fchepen opgepropt
met inboorlingen; al zoo weinige mee
ledige handen kwamen, hadden wij thans den
grootften overvloed van alle nodige vefverfchin-
gen.
Ik landde in den agtermiddag andermaal mee
enige foldaaten, terwijl de paerden en dezulke
van ons ve e, die ia eenen zwakken toeftand