
 
		ly6  XJufiy  177/'.]  REIZE  na a r   den 
 gehoord hadden.*  daadlijk  in  de  nabuurfchap  van  
 onze  pose  aan  wal,   en  een  zeer  aanmerklijk  aantal  
 volks  van  alle  rangen  met  hem.  Ik  vernam  dat  
 hij  deeze  moeite genoomen  had  om  mij  gelegenheid  
 te  geeven  hem  te  bezoeken,  naardien  hij  
 waarfchijnlijk  iets  gehoord  had  van  het  ongenoegen  
 ,  dat  ik  den  voorigen  dag  had  laaten  
 blijken  over  mijne  te  leur Helling.  In  den  ag-  
 termiddag  gongen  enige  van  ons,  verzeld  vaa  
 F een o u ,   naar  land, om  hem  een  bezoek  te  geeven. 
   Wij  vonden  eenen  man zittenden onder eenen  
 grooten  boom,  digt  bij  de  ze e,  een  weinig  regts  
 van  de  tent.  Voor  hem  lag  een  ftuk  doek  uitge-  
 fpreid,  ten  minften  veertig  ellen  lang,  om  welk  
 een  groot  aantal  volks  van  beiden  fexen  gezeten  
 was.  Het  was natuurlijk  dat wij  onderftelden  dat  
 ■ deeze  de  groote  man  ware;  maar  fee nou  on-  
 derrigtte  ons  anders  en  zeide  dat  een  ander,  die  
 op  een  ftuk  mat  zat,  een  weinig  van  dit  opperhoofd  
 naar  de  regter  hand,  m a r e ew a g e e   
 was,  en  hij  geleidde  ons  naar  hem  toe.  Hij  
 ontvong  ons  vriendlijk  en  verzogt  ons  bij  hem  te  
 •koomen  zitten.  De  man,  die  onder  den  boom  
 zat ,   was  tob  ou  genaamd;  als  ik  hierna  vaa  
 hem  fpreek,  zal  ik  hem  den  ouden  tobou  noemen, 
   om  hem  van  zijnen  naamgenoot,  den  vriend  
 van Kapiten  f u r n e a u x ^  te  onderfeheiden.  En  
 hij  en  m a r e ew a g e e   hadden  een  eerbiedwaer-  
 dig  voorkomen.  .  De  laatfte  is  een  rank  man,  die, 
 naar 
 haar  zijn  voorkoomen  veel  boven  de  zestig  jaa-  
 ren  oud  fehijnt  te  zijn.  De  laatfte  is wat  zwaarlijvig  
 en  bijna  blind  door  een  ongemak  aan  zijne  
 oogen,  fehoon  hij  zoo  oud  niet  is. 
 Niet  verwagtende  bij  deeze  gelegenheid  twee  
 Opperhoofden  te  zullen  ontmoeten*  had  ik Hechts  
 een  gefehenk  voor  een  medegebragt.  Ik  vond  
 mij  dan  in  de  noodzaaklijkheid  van  het onder  beiden  
 te  verdeden;  gelukkig  was  het  vrij  aanzienlijk* 
   zoo  dat beiden  te  vreden  fcheenem  Hierop  
 vermaakten wij  hen  omtrent  een  uur  lang met  het  
 fpeelen van  twee waldhoorns  en  het  flaan  van  een*  
 trommel;  maarzij  fcheenen  het  meest  vermaak  
 te  fcheppen  in  het  affehieten  van  een  piftool*  dat  
 Kapitein  c l e r k e   in  zijn’  zak  had.  Voor  ik  
 affeheid  nam *  wierd  het  groot  ftuk  doek  opgerold  
 en  mij,  met  enige  kokos - nooten  *  aangeboden. 
 Den  volgenden  morgen  gaf  de  oude  to b ou   
 mij  een  tegenbezoek  aan  boord.  Hij  bezogt  insgelijks  
 Kapitein  c l e r k e *  en  zoo  het gefehenk*,  
 dat  wij  hem  den  voorigen  avond  gedaan  hadden,  
 klein  was  geweest,  wierd  zulks  heden  vergoed.  
 Geduurende  deezen  tijd  bezogt  m a r e ewa g e e   
 ons  volk  aan  land,  en  de  Heer  k i n g   toonde  hem  
 alles  wat  wij  daar  hadden.  Hij  bezag  het  vee  
 met  groote  verwondering, en  de groote  zaag hield  
 zijne  aandacht  enigen  tijd  bezig. 
 Omtrent  den  middag  kwam  p o u l a h o   terug  
 I£.  D e e l .  M  van