Jende beweeging gaven. Eerst fchikten zig de
danfers in drie lijnen, en door verfchillende wendingen
veranderde elk zoodanig van pjaats, dat
z ij, die agter waren geweest, voor kwamen.
Ook bjeeven zij niet lang op dezelfde plaats, maar
deeze veranderingen gefchiedden door zeer fpoe-
dige overgangen. Eens ftrekten zij zig uit in eene
enkele lijn, toen vormden zij zig cot eenen halven
kring en eindelijk tot twee vierkante kolommen.
Terwijl deeze laatfte beweeging gefchiedde, trad
een hunner voorwaarts en danfte eenen aloudep
dans voor mij, waarmede alles een einde nam,
De fpeeltuigen beftonden in twee trommelen,
o f liever twee holle houten blokken, uit welke
enige verfchillende toonen gehaald wierden, door
*er met twee Hokken op te (laan. Het fcheen mij
egter niet toe dat de dansfers veel door deeze too-
nen geholpen o f beftierd wierden , maar wel door
een ehoor-gezang, waarin alle de dansfers te gelijk
deel namen. Hun gezang was niet ontbloot
van eene aangenaame melodie, en alle hunne
beweegingen, die zij ’er op deeden, wierden
met zoo veel bekwaamheid uitgevoerd, dat
het talrijk lighaam der danfers fcheen te bewee-
gen als o f zij een enkel groot werktuig geweest
waren. Een ieder van ons was van gevoelen dat
de uitvoering eene glgemeene toejuiching op een
Europisch tooneel zoude ontvangen hebben, en
het gong alles watt \vij gedaan hadden om hen te
ver