fen te vertoonen, welke zij mai noemen. Het
muzijk beflond uit zeventig mannen als een choor,
die nederzaten, en onder dezelve wierden drie
ipeeltuigen geplaatst, die wij trommelen noemden,
fchoon zij ’er weinig naar geleeken. Het
zijn groote rolronde Hukken hout o f Hammen van
boomen, van drie tot vier voeten lang, fommige
twee maal zoo dik als een man van eene gewoone
zwaarte, en fommige kleiner, geheel uitgehold,
maar aan beiden einden gefloten, en flechts Open
aan eene ipleet, omtrent drie duimen breed, die
bijna langs de geheele lengte der trommelen loopt,
door welke opening het overige van het hout zeekerlijk
wordt uitgehold, fchoon die bewerking
moeijelijk moet wezen. Dit werktuig wordt
ritifÏÏ genoemd; zij plaatfen het met de ipleet
naar zig toegekeerd, terwijl zij ’er voor zitten en
Haan het met twee rolronde Hukken hard hout,
omtrent een voet lang en zoo dik als een vuist,
waardoor zij een ruuw, maar luid en krachtig geluid
voortbrengen. Zij veranderen de maat en
fterkte van hun flaan bij verfchillende deden van
den dans, en veranderen ook de toonen door in
het midden o f op het einde van hunne trommelen
te kloppen.
De eerfle dans befiond uit vier reien elke
van vier en twintig mannen, een klein, dun
lig t , houten werktuig, meer dan twee voeten
lang, en in gedaante niet ongelijk aan eene
kleikleine
langwerpige roeifpaan, in hunne hand
houdende. Met deeze, die pagge genoemd
worden, maakten zij veelerleie beweegingen,
gelijk als dezelve aan eene zijde naar den
grond uittefleeken, terwijl zij hunne lighaa-
men tegelijk derwaarts deeden overhellen, en
dezelve dan op dezelfde wijze naar de te-
gens over geflelde zijde te doen overhellen, dan
dezelve fnel van de eene hand in de andere
overtegeeven en zeer behendig rondtedraaien,
met eene menigte van andere beweegingen, die
van daar mede overeenkoomende houdingen van
het lighaam verzeld wierden. Hunne beweegingen
waren in het eerst langzaam, maar verfoeiden
naar maate de trommelen harder floe-
gen, en zij zegden den gantfchen tijd op eenen
muzijkaalen toon fpreuken op , die door het
choor beantwoord wierden, maar korten tijd
daarna Hemden zij alle te zaamen in een luid
gejuich, waar mede zij eindigden.
Na dat zij omtrent twee o f drie minuuten
opgehouden hadden, begonnen zij als te vooren
en bleeven met korte tusfchenpoozen meer
dan een vierde uurs aanhouden, wanneer de
agterfle rei van een fcheidde, langzaam om elk
eind trok, en van vooren bij elk&er koomende,
de eerfle rei vormde, terwijl zij alle fpreuken
bleeven opzeggen, als te vooren. De andere
reien deeden hetzelfde na elkander, tot die, welke