cene fteile, hobbelige, koraal-klip, negen o f
tien voeten hoog, behalven daar twee zandige
ftranden zijn, die een r if van dezelfde foort van
klip hebhen, dat dwarsch voor dezelve ligt en
hen tegens de zee befchqt. Het zout water meir
in het midden des; eilands is omtrent anderhalve
Engelfche mijl breed, en het land loopt rondom
hetzelve fchuinsch op; maar wij konden niet vin-»
den dat het enige gemeenfchap met de zee had 5
doch naardien het land, dat ’er dwarsch van het
grootst zandig Ilrand naar toe loopt, plat en laag
is , en de grond zandig, is het zeer waarfchijnlijk
dat het voorheen aldaar gemeenfchap met dezeb
ve zal gehad hebben. De grond is op de boog?
11e gedeelten van het eiland , bijzonderlijk naar
de zee, o f van eenen roodachcigen kleiachtigen
aart, o f eene zwarte losie, mulle aarden maar
nergens is een droom tjen yan zoet water.
Het eiland is zeer wel bebouwd, uitgezonderd
op enige weinige plaatfen, en daar zijn enige andere,
die, fchoon zij fchijnen onbebouwd te
zijn, flechts braak liggen om hunne door eenen
langduurigen landbouw uicgeputte vrugtbaarheid
weder te erlangen; want wij zagen de inboorlin?
gen dikwerf op zulke plaatfen aan het werk om
dezelve op nieuw te beplanten. De plantagieën
bedaan hopfdzaaklijk. in yams en plataanen.
Veele zijn zeer uitgedrekt, en dikwijls omtuind
met nette heiningen van riet, fchuinsch over malkankanderen
gelegd en omtrent zes voeten hoog.
Binnen deeze zagen wij dikwijls nog andere heiningen
van kleiner omtrek, welke de huizen dm*
yoornaame lieden omringden. De broodvrugt-
boomen Haan met weinig orde door elkanderen,
maar meest bij de wooningen der inboorlingen,
en de andere gedeelten van het eiland, bijzonderlijk
naar den zee - kant, en langs het meir zijn met
boomen en druiken van eenen zeer weelderigen
groei bedekt; op de laatfte plaats daat eêne menigte
mangles-boomen en op de eerde een groot
aantal van de reeds genoemde faitamo - boomen.
Daar fchijnen geene klippen o f deenen van eni-
gerlejen aart omtrent het eiland te zijn die niet
van koraal zijn, uitgezonderd op eene plaats ter
regter hand van het zandig ilrand, daar eene klip
is twintig o f dertig voeten hoog, van eenen kalk-
achtigen Heen van eene geelachtige kleur, en
een zeer digt zaamenilel; doch zelfs op die plaats
daar het hoogst gedeelte des lands is, zijn groote
Hukken van dezelfde koraal-klip, uit welke de
kust bedaat. “
Wij wandelden dikwijls het land in, dat ons
altoos vrij Hond, en wij vermaakten ons fomtijds
met het fchieten van wilde eenden, naar talingen
gelijkende, die zeer talrijk zijn op het zout meir
en de plas, daar wij ons water haalden. Op
deeze togtjens vonden wij dikwijls dat de inwoo-
ïiers hunne huizen verlaaten hadden, om naar de
G 5 markt