
 
		gekoomen  was,  eenen  zoon  en  twee  dogters  gehad  
 had,en  dat  deeze  drie  perfoonen,  zoo  wel  als  
 hpnne  moeder,  den  rang  boven  f u t t a f a i h e   
 den Koning  hebben.  Te  vergeefsch  tragteden  wij  
 de  reden  van  deezen  zonderlingen  voorrang  van  
 de  Tannnahas  uittevorfchen  ,  wij  konden  niets  
 te weeten  koomen  dan  dit  bericht  omtrent  hunne  
 afkomst.  De  moeder  en  eene  van  de  dogters,  
 t o o e e l a -k a i f a   genaamd,  woonen  op  Va*  
 yaoo.  LATooL i B oolo o ,  de zoon,  en  de  andere  
 dogter,  die  MouNGOuLA'KAiPA  heet ,   
 woonen  op  Tongataboo.  De  laatfte  is  dezelfde  
 vrouw,die  op  den  een,en  twintigften  Junij  bij  mij  
 ten  eeten  was.  Dit gaf ons  gelegenheid  om  haa*  
 re  meerderheid  boven  den  Koning  te  ontdekken,  
 die  niet wilde  eeten  in  haare  tegenswoordigheid,  
 fchoon  zij  ge^ne  zwaarigheid  maakte  om  zulks  in  
 zijn  bijzijn  te  doen,  en  die  van  hem  de  gewoone  
 hulde  ontving  ,  door  haaren  voet  aanteraaken.  
 Wij  hadden  nooit  gelegenheid  om  hem  dit  blijk  
 van  eerbied  aan  l a t o o l i b o o l o o   te  zien  bewijzen  
 ;  maar  wij  hebben  gêzien  dat  hij  ophield  
 •met  eeten  en  zijn  eeten  ter  zijde  liet  zetten,  als  
 de  laatfte  in  het  huis  kwam  daar  hij  was.  l a t 
 o o l i b o o l o o   nam  het  voorrecht van  alles  van  
 het volk wegteneemen,  al  behoorde  het  den  Koning, 
   en  egter  was  hi j ,  bij  de  plechtigheid  van  
 de Natche,  Hechts op  dezelfde wijze  tegenswoof-  
 „  dig  als  de andere  voornaame  mannen.  Hij  wier.d  
 .  |:  ,  v  bij 
 bij  zijne  landslieden  voor  krankzinnig  gehouden  
 en  veele  van  zijne  daaden  fcheenen  te  toonen  dat  
 hij  het  was.  Te  Eooa  toonde  men  mij  eéne  
 groote  ftreek  lands,  dat  men  zeide  hem  toe.  re  
 behooren  en  ik  zag  aldaar  eenen  zoon  van  hem ,  
 nog  een  kind  zijnde,  dien  zij  denzelfden  tijtel  als  
 zijnen  vader  gaven.  De  zoon  van  den  grootften  
 Vorst  in  Europa  kon  niet meer  getroeteld  en  geliefkoosd  
 worden  dan  deeze  kleine  Tamma-  
 ha  gedaan  wierd.  ( * ) 
 De  taal  van  de  Vrienden-Eilanden  heeft  de  
 grootfte  overeenkomst  met  die  van  Nieuw - Zeeland, 
   van  Wateeoo  en  Mangeea,  en  bij  gevolg  
 ook met  die  van  Otahiti  en  de  Sociëteit - Eilanden. 
   Daar  zijn  ook  veele  van  hunne  woorden  
 die  dezelfde  zijn  met  die,  welke  door  de  inboorlingen  
 van  Cocos^Eiland  gebruikt  worden,  gelijk  
 blijkt  uit  de  woorden-lijst,  die  aldaar  door  
 l e   MAiRE  en  s c h o u t e n   is  opgezameld.  ( f t) 
 De 
 Uit  dit  verhaal blijkt  dat  ’ er  met  betrekking  tot  dén  
 ftaat  van deeze  eilanden  nog  veel  duiders  blijft.  Het is  op-  
 merkenswaerdig  dat  reeds  l e   m a i r e   en  s c h o u t ë n   het  
 woord  latoo  als eenen  tijtel  op  de  door  hen  ontdekte  eilanden  
 aanhaaien.  Ook  ziet  men  daaruit  dat  het piland  Feèjèe  
 hun  langer  bekend  moet  geweest  zijn  dan  Kapitein  c ó o f t   
 om  de  eerst  laater  van  daar  naar Tongataboo  overgebragte  
 honden,  op  eene  andere  plaats  beweeren  wil. 
 G.  FOKSTER. 
 ( t )   Zie  deeze  woorden• lijst  in  de  Verzameling  van  
 d a l r ym p i e   Vol.  II.  En  egter,  fchoon  tas Mans  
 A a  3  volk