ons aan lij bragc en het nodig maakte den nacht
onder zeil doortebrengen. Het was zeer dopker
*n wij hadden den wind uit alle ftreeken, van
zwaare regen-buien verzeld, zoo dat wij ons,
den volgenden morgen, met het aanbreeken van
den dag, veel verder af bevonden dan wij des
avonds te vooren geweest waren, en de zwakke
wind, die nu woei, was ons vlak tegens.
Wij laveerden den geheelen dag, met zeer
weinig vrugt, en ankerden in den avond op negen
en dertig vademen water in eenen grond van koraal
- klippen en gebrooken. fchulpen, zijnde de
westlijke punt van Annamooka vier Engelfche
mijlen O. N. O. van ons. t o o b o u l a n g .e e en
TAiPA hielden hun woord en bragten mij enige
varkens. Men bekwam ook nog enige andere
door ruiling van verfchiljende kanos, die ons
volgden, en zoo veele vrugten als wij ten goede
eeten konden. Het was opmerklijk dat onze bezoekers
den geheelen dag bezwaarlijk aan iemand
•iets wilden verkoopen dan aan mij. Kapitein
CLERKE- hekwam niet meer dan een o f twee
varkens,
Des anderen daags ’s morgens ten vier uuren,
;Jiet ik eene floep uitzetten en zond den ftuurman
om de Zuid-Wes t-zijde van Annamooka te peilen,
daar eene haven bleek te zijn, gevormd
wordende door het eiland ten N. Q. en door kleihe
eilandjens en banken, in het Z. W. en Z. O.
Öndertusfcheh bfagt ttieh de fchepen onder zeil
en zij werkten op naar het eiland.
/Toen de Huurman terug kwaïri, berichtte hij
dat hij tusfchen Groot en Klein Annamooka gepeild
had, daar hij tien en twaalf vademen water
gevonden had met een’ grond van koraal-zand,
dat de plaats zeer wel befchut was tegens alle
winden, maar dat ’er geen zoet water te vinden
was dan op enigen afliand binnen ’s lands, en dat
’er zelfs aldaar weinig van te krijgen was, en dac
weinige liegt* Om deeze reden alleen * en zij
was voldoende, befloot ik aan de Noord-zijde
van het eiland te ankeren, daar ik op mijne laat-
fie reis eene plaats gevonden had, gefchikt om tè
landen en water in te neemen,
Deeze plaats was niet meer dan eene miji vaiti
ons van daan en egter bereikten wij dezelve nieÊ
yöor des agtermiddags ten vijf uuren v naafdieü
ik zeer veel wierd opgehouden door het aanmerk-
lijk aantal kanos, die aanhoudend aan de fchepen
kwamen , overvloedigen voorraad van des
voortbrengzelen des eilands aanbrengende. Onder
deeze kanos wareh ook enige dubbele meÉ
een groot ze il, die elke tusfchen veertig en vijftig
mannen voerden, Deeze zeilden rondom ons*
naar allen fehijn, met dezelfde gemaklijkheid als
ö f wij ten anker gelegen hadden. Daar waren
verfcheiden vrouwen in de kanos, die misfchieri
door