
 
		nen  ’er  zig  niet  veel  aan  te  ilooren,  en,  alzo©  
 wij  weinige  tekenen  van  derzelver  vernielende  
 uitwerking  zagen  ,  fchijnt  de  luchtftreek  en  de  
 levenswijze  van  dit  volk  derzelver  kwaadaartig-  
 heid  grootlijks  te  verminderen.  Daar  zijn  nog  
 twee  andere  ziekten  onder  hen  gemeen  ,  eene  
 van  welke  eene  onpijnlijke  harde  zwelling  van  
 de armen  en  beenen  is,  die  dezelve  in  hunne  ge-  
 beele  lengte  tot  eene  buitengemeene  dikte  doet  
 aangroeijen;  de  andere  is  eene  zwelling  van  den-  
 zelfden  aart  in  de  ballen,  die  fomtijds  de  grootte  
 van  twee  vuiften  te  boven  gaan.  Doch  in  andere  
 ©pzigten  mogen  zij  als  ongemeen  gezond  bea  
 fchouwd  worden;  wij  zagen  geen  eenen van hun,  
 geduurende  ons  verblijf  aldaar  ,  die  om  enige  
 ziekte  het huis  moest  houden.  Integendeel beantwoorden  
 hunne  flerkte  en  levendigheid,  in  alle  
 ©pzigten,  aan  hun  gefpierd  voorkoomen,  en  zij  
 Hellen  beiden,  in  hunnen  dagelijkfen  arbeid  en  
 in  hunne  tijdkortingen  zoo  wel  te  werk  dat  ’er  
 geen  twijfel  kan  zijn  o f  zij  zijn  als  nog  weinig  
 verzwakt  door de  talrijke  kwaaien,  die  de  gevolgen  
 van  vadzigheid  en  van  eene  onnatuurlijke  levenswijze  
 zijn. 
 De  ilerlijke  houding  en  de  vaste  tred,  waarmede 
 wel  veneriek  zijn,  gelijk  Je  onverfchilligheid  der  lnwooa&-  
 ren  omtrent mindere  verfchijtwcelen  vaa  dezelfde  ziekte  laas  
 vermoeden,  g.  fors t na» 
 de  dit  volk  gaat,  zijn  niet  de  minst  in  het  oog  
 loopende  bewijzen  van  hunne  perfoonlijke  begaafdheden. 
   Zij  befchouwen  dit  als  eene  zoo  
 natuurlijke  en  zoo  noodwendige  zaak,  dat  niets  
 gemeenlijk  hun  lagchen  eerder'  kon  opwekken  
 dan  ons  dikwijls  over  de  wortelen  van  hoornen  
 o f  andere  ongelijkheden  van  den  grond  te  zien  
 ftruikelen. 
 Hun  gelaat  drukt  zeer  aanmerklijk  de  groote  
 zagtheid  o f  goedaartigheid  van  hun  karakter  uit  
 en  is geheel  vrij  van  die wilde  ftrakheid,  welke  de  
 natieën,  die  nog  in  eenen  wilden  Haat  zijn,  ken-  
 fchetst.  Men  zou  haast  denken  dat  zij  ondei;  de  
 geftrengfte  beteugelingen  waren  opgevoed,  om  
 een  zoo  gezet  aanzien  en  zulk  eane  beheerfching  
 van  hunne  hartstogten,  zoo  wel  als  vastheid  van  
 gedrag  aanteneemen  ;  maar  zij  zijn  ook  tegelijk  
 openhartig,  vrolijken  goed  van  humeur,  fchoon  
 zij  fomtijds  ,  in  tegenswoordigheid  van  hunne  
 Opperhoofden,  zulk  eene  deftigheid  ,  en  zulk  
 een  ernftig  gelaat  aanneemen  ,  dat  zij  daardoor  
 ftijf  en  lomp worden  en  een  voorkoomen  van  ag-  
 terhoudendheid  hebben. 
 Hunne  vreedzaame  geneigdheid  is  genoegzaam  
 gebleken uit het vriendlijk  onthaal,  dat alle  vreemdelingen, 
   die  hen  bezogt  hebben  ,  bij  hen  ge-  
 nooten.  In  plaatfe van hen  openlijk  o f onverhoeds  
 aan  te willen  randen,  gelijk  de meefte  bewooners 
 X  3 van