in aanmerking neemen dat dingen, die enkel tot
opfchik dienen kunnen, op den eenen tijd zeer
geacht kunnen zijn, en op eenen anderen tijd
niet. Toen wij eerst op Annamooka kwamen,
wilde het volk aldaar dezelve naauwlijks aannee-
men voor vrugten; maar toen f e e n o u kwam,
bragt hij die in de mode en zij geraakten toen zoo
in zwang, dat zij tot den bovengenoemden prijs
ileegen.
Voor deeze gezogte waaren kan men alle
ververfchingen koopen, welke het eiland voortbrengt.
Zij beftaan in varkens, hoenders, visch,
yams, broodvrugt, plataanen , kokos-nooten,
fuiker-riet, en over het algemeen allen voorraad,
dien men op Otahiti o f op andere van de Socie•
teit - Eilanden bekoomen kan. De yams van de
Vrienden-Eilanden zijn uitmuntende, en als zij
rijp zijn , blijven zij op zee zeer goed. Maar
hun fpek, hunne broodvrugt en plataanen, fchoon
verre van flegt te zijn, zijn egter op verre na zoo
goed niet van hoedanigheid als dezelfde artijkelen
op Otahiti en in deszelfs nabuurfchap.
Goed water, dat fchepen op lange reizen zoo
nodig hebben ,' is fchaarsch op deeze eilanden
Op alle dezelve is wel water, maar o f in te kleine
hoeveelheid, o f op plaatfen, die te ongemaklijk
zijn voor den dienst van zee-vaarers. Naardien
de eilanden egter overvloed van levens-middelen,
en bijzonderlijk van kokos*nooten opleveveren,
kunnen de fchepen zig met het water, dat
?er te krijgen is , vrij wel behelpen, en, als iemand
niet zeer kiesch is , zal ’er geen gebrek zijn.
Toen wij onder Kot00, bij onze terugkomst van
Ilapaee, ten anker lagen, berichteden ons enig
volk van Kao dat daar een droom van water was,
die van de bergen af droomde en in zee liep
aan de Zuid-West-zijde van het eiland, dat is
aan de zijde over Toofoa, een ander eiland, aan-
merklijk door deszelfs hoogte, en ook omdat ’er
£en groote brandende berg op i s , die , gelijk
reeds gezegd is , hevig brandde geduurende den
tijd, dien wij ons in deszelfs nabuurfchap bevonden.
Het zal voor toekomftige zee - vaarers der
mo,eite waerdig zijn op dit bericht omtrent den
water - ftro.o.m op Kao te letten , vooral naardien
wij vernamen dat ’er op dat gedeelte van de kust
anker * plaats was. De zwarte Heen, van welken
de inboorlingen van de Vrienden-Eilanden hunne
bijltjens en ander gereedfchap maaken, i s ,
naar men ons berichtte, een voortbrengzel van
Toofoa.
Volgens de narichten, die wij daar ontvongen,
is deeze Archipel zeer uicgeftrekt. De inboorlingen
telden ons meer dan honderd vijftig eilanden
op, en zij maakten gebruik van ftukjens van
bladeren om het getal optegeeven; de Heer a n -
d e r so n fchreef, met zijne gewoon&n.aarlligheid
alle derzelver naamen op. Vijftien derzelve zijn,
zegt