
 
		Otahitifche  woorden  zijn  ’et  bijgevoegd,  ah  zij  
 overeenkomst  met  dezelve  hebben. 
 Mangeensch Ötahi tisch 
 Eene  kokos - noot Eakkaree Aree. 
 Brood - vrugt 'Koor 00 Ooroo. 
 Eene Kano Ewakka Eyaa. 
 Vriend Naoo,  mou. 
 Een  Man Taata  of  Tangata Taata. 
 Doek  of Doek • Plant rTaia,  taia  aoütee Eouté. 
 Goed Mata Myty. 
 Eene  Knods Pooroohee. 
 J* Aee Ai. 
 Neen Aoure Aoure. 
 Eene  Speer Heyhey. 
 Een  Gevegt Etamdgee Tamaee. 
 Eene  Vrouw JVaheine JVaheine. 
 Eene Dochter Maheine Maheine. 
 De  Zon Heetaia  matooa. 
 Ik ,  Ou JVou. 
 Het  Strand Euta , Euta. 
 Wat  is  dat? Ehaiaieeel Owytaieeort. 
 Daar Oo. 
 Een  Opperhoofd Ereekee Eree. 
 Groot  of machtig Manna  (jhet  wordt gemeenlijk  
 bij  het voorgaande  
 woord  
 voegd.) 
 ge- 
 Kusfen Ooma. 
 De  inboorlinge;n  van  Mangeea fchijnen  in 
 fchoonheid  van  perfoon  meer  dan enige  andere 
 natie 9  welke  ik  in  deeze  zeeën gezien heb *  naar 
 die 
 die  van  Otahiti  en  de  Marquifen - Eilanden  te  
 gelijken ;  zij  hebben  eene  gladde  huid  en  zijn  niet  
 fterk  gelpierd.  Hunne  algemeene  geaartheid  
 koomt  ook,  voor  zoo  verre  wij  gelegenheid  hadden  
 dezelve  te  beoordeelen,  met die  van  het  eerst  
 genoemde  volk  overeen;  want  zij  zijn  niet  alleen  
 vrolijk,  maar  zij  zijn,  gelijk  m o u r o o a   ons  
 toonde,  ook  bekend  met  alle  de  dartele  gebaer-  
 den,  welke  de  Otahitiers  in  hunne  danfen  m^ia-  
 ken.  Men  kan  ook  met  grond  onderftellen  dat  
 hunne  levenswijze  dezelfde  is;  want,  fchoon  de  
 aart  van  bet  land  ons  belettede  veele  van  hunne  
 wooningen  te  zien,  zagen  wij  egter  een  huis  digc  
 aan  flrand,  dat,  in  maakzel,  zeer  veel  naar  een  
 Otahitisch  huis  geleek.  Het  ftond  aangenaam  geplaatst  
 in  een  boscbjen  van  boomen,  en  fcheen  
 omtrent  dertig  voeten  lang,  en  zeven  o f agt  voeten  
 hoog  te  zijn,  aan  het  een  eind  open,  dat een  
 langwerpig  rond  vertoonde,  dat  in  de  dwarschte  
 is  doorgefneden.  Voor  hetzelve  lag  iets  wits  
 op  enige  ftruiken  verfpreid,  hetwelk  wij  gisten  
 eenviscb-net  te  zijn,  en,  naar  allen  fchijn,  zeer  
 .fijn  gebreid. 
 Zij  groeten  de  vreemdelingen  op  de wijze  yan  
 de  Nieuw-Zeelanders,  door  het aanraaken  van  de  
 neuzen,  terwijl  zij  ’er  egter  nog  de  |>legtighcid  
 bijvoegen  van  de  hand  van  den  perfoon,  dien  zij  
 beleefdheid  willen  bewijzen,  te  vatten  en  de-  
 IX .   D e e l .  -  B  zcj .