
 
		Z E S D E   H Q Q F D S T U E . 
 Befckrijving  van Lefboga.  Deszelfs welbebouw  
 de  flaat  en  uitgeflrektheid.  Verrigtingen  
 aldaar.  De  fchepen  veranderen  van  ligplaats.: 
   Een  aanmerkUjke  berg  en  fleert.  
 Befckrijving van Hoolaiva.  Bericht omtrent  
 pouLAHQ.,  Koning  van  de  Vrienden - Eilanden. 
   Eerbied,  dien  zijn  volk  hem  bewijst.  
 Vertrek  van  de  Hapaee-Eilanden.  Korte,  
 befckrijving  van Kotoo.  Terugkoopt van  de  
 fchepen  te  Annamooka.  p o u l a h o   en  f e e -  
 n o u   ontmoeten  elkander en.  Aankomst  te.  
 Tongataboo. 
 Q n z e   wederzijdfcbe  nieuwsgierigheid  nu  genoegzaam  
 voldaan  zijnde  door  de  vertooning van  
 de  vermaaklijkheden,  welke  ik  befchreven  heb,  
 begon  ik  tijd  te  hebben  om  rond  te  zien.  Ik  
 gong dan  den  volgenden  dag  eene  wandeling  door  
 het  eiland  Lefooga  doen,  dac  ik  verlangende was  
 enigzints  te  leeren  kennen.  Ik  vond  dat  het  iq  
 verfcheiden  opzichten  Annamooka  overtrof.  De  
 plantagieën  waren  talrijker  en‘ui tgeftrek ter.  Op  
 yeele  plaatfen  egter,  naar  den  zee*  kant,  voornamelijk  
 aan  de Oost-zijde,  is  het  land  nog woest-,  
 dat  misfchien  aan  den  zandigen  grond  is  toe  te  
 •ichrijven,  alzoo  hij  veel  laagep  is  dan  dWQWPto 
 én  deszelfs  omringende  eilanden.  Maar  naar  het  
 ïniddeti  van  het  eiland  is  de  grond  beter en  daar  
 waren  zeer  duidlijke  tekenen  van eene  aanmerklij-  
 ke  bevolking  en  éenen  verbeterden  landbouw;  
 want  wij  vonden  hier  zeer  groote  plantagieën,  
 die  op  zulk  eene  wijze  waren  ingeflooten  ,  dac  
 de  heggen ,  die  evenwijdig  aan  elkanderen  voorc-  
 ïoopen,  fraaie  breede  openbaare  wegen  vormen,  
 die  zelfs  fierlijk  zouden  Haan  iq  landen  daar  de  
 gerieflijkheden  op  hec  land  tot  de  grootfte  volmaaktheid  
 gebragt  zijn.  Wij  zagen  groote  vakken  
 met  den  papier - moerbezieën - boom  beplant,  
 en  de  plantagieën  waren,  in  het  algemeen,  wel  
 voorzien  van  zulke  wortelen  en  viugten  als  de  natuurlijke  
 voortbrengzelen  des  eilands  zijn.  Ik  
 voegde  ’er  nog  enige  bij  door  de  zaaden  van  In-  
 diaansch  koren,  meloenen,  pompoenen  en  dierge-'  
 lijke  te  zaaien.  Op  eene  plaats  Hond  een  huis,  
 vier o f vijf maaien  zoo  groot als  de  gemeene  woa-  
 ningen  ,  met  een  groot  gras  -  perk  ’er  voor  ,  
 waarin  ik  gis  dat  het  volk  bij  zekere’ openbaare  
 gelegenheden  te  zaamen  koomt.  Bij  de  landing  
 -  plaats *  zagen  wij  een  heuveltjen  ,  twee  
 o f  drie  voeten  hoog,  met  gruis-zand  bedekt,  
 waarop  vier  o f vijf kleine  hutten  Honden,  in  welke  
 de  inboorlingen  ons  zeiden  dat  de  lighaamen  
 van  fommige  hunner  aanzienlijkrte  begraven  
 lagen,