
 
		„   ren  te  kennen  met  welk  oogmerk wij  aan  land  
 „   gekoomen  waren ;  maar  men  gaf  hem  te  ver-  
 „   (taan  dat  hij  moest  wagten  tot  den  volgenden  
 „   dag,  en  dat  hij  dan  hebben  zonde  hetgeen  hij  
 „   nodig had. 
 „   Zij  fcheenen  nu  hun  best  te  doen  om  ons  
 , ,   van  elkanderen  te  fcheiden,  en  elk  van  hun  had  
 „   zijnen  kring,  die  hem  omringde  en  hem  ftond  
 „   te  bekijken.  Wat  mij  belangt,  ik  was  eens  
 „   meer  dan  een  uur  van  mijne  vrienden  verwij--  
 „   derd,  en,  toen  ik  den  bevelhebber,  bij  wien  
 „ i k   zat,  zeide  dat  ik  o m  a i   moest  fpreeken,  
 „   floeg  hij  mijn  verzoek  glad  af.  Ik  begon  pok  
 „   te  befpeuren  dat het  volk  verfcheiden beuzelin-  
 „   gen,  die  ik  in mijn  zak  had ,  begon  te  fteelen,  
 „   en  toen  ik  de  vrijheid  nam  bij  het  Opperhoofd  
 „   over  deeze  behandeling  te  klaagen,  rechtvaer-  
 , ,   digde  hij  zulks.  Uit  deeze  omftandigheden  be-  
 „   gon  ik  te  vreezen  dat  zij  voorneemens  waren  
 „   ons  bij  hen  te  houden.  Zij  fcheenen  wel  zoo  
 ,,  woest  niet  van  aart,  dat  wij  bekommerd  be-  
 „   hoefden  te  zijn  voor de veiligheid  van  onze per-  
 „   foonen;  maar  het  was  desniettegenftaande  ver-  
 „   drietig  te  denken  dat  wij  door  hunne  nieuws-  
 „   gierigheid  zouden  opgehouden  worden.  In  
 „   deezen  toeftand  vroeg  ik  iets  om  te  eeten,  
 „   waarop  zij  mij  terftond  enige  kokos-nooten,  
 „   brood-vrugt,  en  eene  foort  van  zuure  podding  
 5,  bragten,  die  mij  door  eene vrouw  aangeboden 
 wierjj  
 wierden.  En  toen  ik  klaagde  over  de  hitte,  
 ,,  door het gedrang  veroorzaakt,  verwaerdigde zig  
 „   de bevelhebber  mij  zelf met zijnen waaier  tever-  
 „   koelen,  en  hij  gaf mij  een  klein  ftukjen  doek,  
 „   dat  hij  om  zijnen middel  had. 
 „   De  Heers urn e  Y  toevallig koomeride  daar  
 „   ik  mij  bevond,  deelde  ik  hem  mijne  vermoe-  
 „   dens  mede,  en,  om  te  beproeven  o f zij  wel  
 „   gegrond  waren  ,  wilden  wij  naar  het  ftrand  
 „   gaan,  maar  wij wierden,  toen  wij  omtrent  hal-  
 „   ver  weg  waren  ,  gefluit  door  enige  mannen,  
 ,,  die  ons  zeiden  dat  wij  terug  moesten  naar  de  
 „   plaats,  van waar  wij  kwamen.  Terug  keeren-  
 „   de,  vonden wij o m  a i ,  die  dezelfde  vrees koes-  
 „   terde,  doch  hij  had,   zoo  hij  meende,  nog  
 „   eene  andere  reden  om  bevreesd  te  zijn,  want  
 „   hij  had  gezien  dat  zij  een  gat  in  den  grond  ge-  
 „   graaven  hadden  voor  éenen  oven,  dien  zij  nu  
 „   ftookten,  en  hij  kon  hiervan  geene  andere  re-  
 ,,  den  geeven  dan  dat zij  voorneemens  waren  ons  
 „   te  braaden  en  opteëeten  ,  gelijk  de  Nieuw-  
 „   Zeelanders  doen;  ja ,  hij  gong  zelfs  zoo  verre  
 „   van  hen  zulks  te  vraagen,  waarop  zij  zeer  ver-  
 9,  wonderd  ftonden,   en  hem  op  hunne  beurt  vroe-  
 „   gen  o f  wij  dan  die  gewoonte  hadden ?  De  
 „   Heer b u r n e y   en  ik  waren  enigzints verftoord  
 „   dat  hij  hun  zulk  eenen  argwaan  hadde  laaten  
 ,,  blijken,  naardien  ’er  tot  nog  toe  niets  in  hun  
 ,,  gedrag jegens  ons  geweest  was,  dat  ons konde 
 C a   ,,  doen