
 
		Noord - Westen  hadden,  zijnde  toen  op  18°  3 8/  
 Breedte  en  op  ip8°  24'  Oofter  Lengte.  In  den  
 agtermiddag  hadden  wij  enige  donder-buien  uit  
 het  Zuiden,  van  zwaaren  regen  verzeld,  van wpL  
 ken  wij  water  genoeg  opvongen  om vijf  vaten  te  
 vullen.  Na  dat  deeze  buien  overgewaaid waren,  
 liep  de  wind  N.  O.  en N. W . ,  zijnde zeer onregel-  
 rnaatig  zoo  in  flerkte  ais in.ftreek  tot  den  volgenden  
 dag  omtrent  den.  middag,  wanneer  hij  in  het  
 N*  W.  en  N.  N.  W.  liaan  bleef  en  eene  frisfe  
 koelte woei  met  fraai  weder. 
 Dus  wierden  wij  met  tegenwinden  geplaagd,  
 welke  koers  wij  ook  namen,  en  wij  hadden  nog  
 daarenboven  den  fp.ijt  van  hier die  winden  te ont*  
 moeten,  welke  wij  reden  hadden  8°  o f io° Zuid*  
 lijker  te yerwagten.  Zij  kwamen  te  laat;  ik durfde  
 hen  niet  vertrouwen  en  de  uitkomst  bewees  
 dat ik  gelijk  gehad  had. 
 Den  dertienden  met  den  dageraat,  ontwaarden  
 wij  eindelijk  Palmer/ïons - Eiland  in  het W.  ten  
 Z .  omtrent  vijf  mijlen  van  ons.  Wij  bereikten  
 het  egter  niet  voor  agt  uuren  van  den  volgenden  
 morgen,  wanneer  ik  yier  floepen  afzond,  drie  
 van  de  Refolutie  en  eene  van  de  Ontdekking met  
 eenen  officier  in  elke,  om  de  beste  landing-plaats  
 aan  de  kust  te  zoeken;  want  thans  waren  wij  in  
 de  volftrekfle  noodzaakliikheid  om  enig  voeder  
 voor  het  vee  van  dit  land  te  haaien,  wanneer wij  
 het niet  wilden  verliezen. 
 Dat  men  onder  den  naain  van  Palmerflons-  
 fiiland  verftaat  is  eigenlijk  eene  groep  van  kleine  
 eilandjens,  van  welke  ’er  in  het  geheel  negen  o f  
 tien  zijn,  liggende  in  eenen  cirkel  en  door  een  
 rif  van  koraal  klippen  aan  elkanderen  verbonden.  
 De  floepen  onderzogten  eerst  het  Zuid-Oostlijksc  
 van  de  eilandjens,  welke  deeze groep  uitmaaken,  
 en ,  aldaar  haar  oogmerk  misfende,  liepen  zij  
 naar  het  tweede,  daar  wij  het  genoegen  hadden  
 hen  te  zien  landen.  Toen  voer  ik  met de  fchepen  
 tot  regt  over  de  plaats ,  daar  wij  a f  en  aan  hielden; 
   want  daar  was  geen  grond  te  peilen,  om  in  
 te  ankeren,  daar  egter  niet  veel  aan  gelegen  was,  
 alzoo  ?er  behalven  hen,  die  uit onze  floepen  geland  
 waren,  geene  menschlijke  fchepzelen  op  het  
 eiland  gevonden wierden. 
 Omtrent  ten  een  uur  kwam  eene  der  floepen  
 weder  aan  boord,  gelaaden  met  lepel - blad  en  
 jonge  kokos-nooten-boomen,  die  in  deeze  om-  
 flandigheid  een  feest,  voor  het  vee  waren.  Dezelfde  
 floep  bragt  eene  boodfchap  van  den  Heer  
 g o r e ,  die  het  bevel  over  den  troep  voerde»  
 waarbij  hij  mij  liet  weeten  dat  ’er  op  het  eiland  
 overvloed  van  die  voortbrengzelen  was,  gelijk  
 ook  van  den  w har ra  boom  en  eenige  kokos-  
 nooten.  Dit  deed  mij  befluiten  om  eenen  goeden  
 voorraad  van  deeze  artijkelen  optedoen,  voor  
 ik  deeze  plaats  verliet ,  en  ik  begaf mij  voor  den 
 E  5  avond